Citeren als:
An De Schrijver en Ellen Devrieze (2022). Waarom zijn insecten toch zo kieskeurig? Website Biodivers Zorggroen HOGENT, www.biodiverszorggroen.be en www.biodiverszorggroen.nl
Sommige plantenetende diersoorten hebben een strikte voorkeur voor één plantensoort of voor plantensoorten uit één familie. Ze verhongeren nog liever dan iets anders te eten. Vlinders en wilde bijen bijvoorbeeld. Eens volwassen doen ze helemaal niet moeilijk en drinken ze nectar van allerhande soorten bloemen en struiken. Maar hun rupsen en larven zijn meestal wél erg kieskeurig. Vlinders moeten vaak hun eitjes op de juiste plantensoorten leggen of hun rupsen vertikken het om te eten. Wilde bijen moeten vaak het juiste stuifmeel vinden om bij hun eitjes te leggen. Die juiste plantensoorten, dat zijn waardplanten. In dit artikel leggen we uit waarom insecten toch zo kieskeurig zijn.
Waarom zo kieskeurig?
Halverwege de twintigste eeuw ontdekten ecologen dat dit te maken heeft met de chemische samenstelling van de plant. Doorheen de evolutie hebben plantensoorten strategieën ontwikkeld om zich te verdedigen tegen planteneters. Een van die strategieën is het aanmaken van stoffen die planteneters totaal niet lusten. Dat zijn de chemische verdedigingsstoffen van planten. Planten van de kruisbloemigen zijn er zo doorheen de tijd in geslaagd om op zich ongevaarlijke glucosinolaten te produceren die bij wraat zichzelf omzetten in giftige mosterdolie. De meeste insecten vinden dit zo walgelijk dat ze koolsoorten laten links liggen.
Maar doorheen de evolutie zijn er een aantal slimmeriken geweest, zoals het groot en het klein koolwitje, die zijn mee geëvolueerd en de glucosinolaten kunnen omzetten in stoffen die niet gevaarlijk zijn. Dat is natuurlijk zalig voor deze soorten, want zo hebben ze geen concurrentie van andere soorten insecten.
Ook de rupsen van zandoogjes (vb. bont zandoogje, oranje zandoogje, blauw zandoogje en koevinkje) hebben zo’n evolutie doorgemaakt. Zij hebben allemaal grassen als waardplanten en kunnen perfect om met de silicaten die de grassen uitscheiden als afweermiddel tegen wraat. Ook weer handig, want andere vlindersoorten kunnen dit niet en dus weer minder concurrentie!
Chemie speelt een rol
Sommige vlindersoorten zoals het Boomblauwtje heeft een heel pallet aan uiteenlopende waardplanten van uiteenlopende families: spork, klimop, grote kattenstaart, struikhei, hulst, wilde kardinaalsmuts, moerasspirea, gewone liguster, boomhei, …. Van deze soort werd gedacht dat ze dus helemaal niet kieskeurig is. Maar onderzoek aan de Universiteit van Wageningen in Nederland (zie link onderaan voor het artikel) kwam echter recent tot verrassende resultaten: al deze uiteenlopende plantensoorten die Boomblauwtje gebruikt blijken vergelijkbare chemische verdedigingsmechanismen te bezitten. En dit ondanks het feit dat ze tot verschillende families behoren. En dat is wellicht de reden waarom ze de voorkeur van het Boomblauwtje genieten! En dus ook Boomblauwtje blijkt kieskeurig te zijn! Binnen één familie kunnen dus grote verschillen zitten in chemische profielen, en tussen families grote verwantschappen. De variatie aan vlindersoorten is dus meer afhankelijk van de diversiteit aan scheikunde dan van de diversiteit aan families. Boeiend toch?