Citeren als:

An De Schrijver, Jeroen Heyvaert, Ellen De Vrieze en Jan Mertens (2022). Kijken door de ogen van dagvlinders. Website Biodivers Zorggroen – zie www.biodiverszorggroen.be en www.biodiverszorggroen.nl, 13p.

In ons artikel ‘een tuin voor vlinders‘ vind je tips om van jouw tuin een thuis te maken voor dag- en nachtvlinders. In dit artikel gaan we dieper in op de ecologie van dagvlinders. Want om een vlindervriendelijke tuin te maken moeten we eerst kijken door de ogen van dagvlinders en nachtvlinders. We moeten weten welk voedsel ze verkiezen, waar ze hun eitjes leggen, waar ze overwinteren, … We werden hiervoor geïnspireerd door de methode Animal Aided Design (ADD), ontwikkeld door Thomas Hauck en Wolfgang Weisser.

Over nachtvlinders schreven we een apart artikel ‘kijken door de ogen van nachtvlinders‘.

Oranjetipjes zijn geweldig mooie vlindertjes die hun eitjes enkel op Pinsterbloemen en op Look-zonder-Look leggen. Ze zijn erg kieskeurig wat dat betreft. Verpoppen doen ze dan weer aan takken van struiken. Foto Silvia Reiche - www.vlinderfotografie.com

Dagvlinders doorlopen net als nachtvlinders en wilde bijen een volledige metamorfose tijdens hun leven. Ze worden uit een eitje geboren als rups, en dan verpoppen ze. Dat verpoppen heeft iets magisch. In een coconnetje ontstaat een compleet nieuw lichaam. Het barst open wanneer de tijd rijp is en een totaal nieuw lichaam komt tevoorschijn. Lang heeft men dan ook gedacht dat rupsen en vlinders twee totaal verschillende organismen waren. De rupsen, de coconnetjes én de volwassen vlinders hebben specifieke vereisten waar we in de tuin rekening mee kunnen houden.

Welke hulpbronnen hebben dagvlinders nodig?

  1. het juiste voedsel voor zowel de rupsen (de juiste waardplanten) als voor de volwassen vlinders (de juiste voedingsbronnen)
  2. de juiste biotopen waar volwassen vlinders kunnen opwarmen en kunnen schuilen bij verschillende weersomstandigheden
  3. de juiste plekjes waar de vlinders kunnen overwinteren. Dagvlinders kunnen overwinteren als ei, rups, als pop of als volwassen vlinder. Andere soorten trekken naar meer zuiderse bestemmingen.

Hoe kieskeurig zijn dagvlindersoorten voor deze hulpbronnen? We analyseerden voor dagvlindersoorten die graag in tuinen vertoeven (21 soorten) welke voedsel- en waardplanten ze verkiezen en wanneer ze in Vlaanderen verblijven. We kunnen hieruit interessante lessen trekken die ons verder helpen bij het ontwerp, de aanleg, de soortenkeuze en het beheer van de tuin.

We vatten de belangrijkste bevindingen hier samen aan de hand van een overzichtstabel (zie onderaan dit artikel) en een aantal concrete vragen. Deze kennis doorspekken we met informatie over de ecologie van deze soorten.

Lees ook meer over waardplanten in onze artikels ‘wat zijn waardplanten‘ en ‘waarom zijn insecten toch zo kieskeurig?‘.

Metamorfose van vijf vlindersoorten

Klik op de foto’s voor meer informatie.

Wanneer zijn dagvlinders actief?

Elke vlindersoort heeft zijn eigen vliegperiode, maar de meeste tuinvlindersoorten vliegen tussen mei/juni en september, dat zie je in onderstaande figuur. Het oranjetipje vliegt enkel in het voorjaar (april/mei) als de soorten van de kruisbloemfamilie zoals pinksterbloem bloeien. Eikenpage vliegt enkel in juli en augustus als zomereik en wintereik volop in blad staan en er voldoende bladluizen te vinden zijn in de kruinen.  De zandoogjes vliegen tot in oktober, en leggen hun eitjes op allerlei grassen.

Wat eten dagvlinders?

Bloemen hebben insecten vaak nodig voor hun bestuiving. Daarom produceren ze suikerrijke nectar om hen aan te trekken. Nectar wordt door tal van dagvlindersoorten gebruikt als voedingsbron. Het is een soort energiedrankje: suikerwater met wat eiwitten en voedingsstoffen. Nectar zorgt voor én energie, én voedingsstoffen én voor voldoende vocht. Mannetjes en vrouwtjes dagvlinders hebben beiden energie nodig om voldoende energie te vinden om te kunnen vliegen. Maar vrouwtjes hebben wel wat extra voeding nodig om eitjes te kunnen produceren.

De meeste vlindersoorten zijn niet al te kieskeurig wat nectarplanten betreft: als de nectar maar lekker smaakt én hen maar energie oplevert. De meeste dagvlindersoorten drinken dan ook nectar bij allerhande soorten kruiden en struiken. Maar niet alleen nectar wordt gebruikt als voedingsbron. Ook vruchtensap, boomsap, honingdauw of mest kan gebruikt worden. De eikenpage is de meest kieskeurige soort: hij zoekt bijna nooit suiker in nectar van bloemen, maar leeft vooral van de zoete honingdauw die door bladluizen wordt afgescheiden en boven in de kruinen van bomen te vinden is. Af en toe snoept eikenpage wel van nectar van de struiksoort Spork.

Atalanta, bont zandoogje, boomblauwtje en gehakkelde aurelia brengen de meeste variatie in hun nectarbronnen. Bont zandoogje en boomblauwtje snoepen graag van honingdauw en boomsap, atalanta, gehakkelde aurelia en dagpauwoog eten in het najaar ook van rottend fruit. Gehakkelde aurelia gebruikt ook mest als energiebron.

Wat eten rupsen?

De rupsen zijn veel kieskeuriger voor hun voeding dan volwassen dagvlinders. Vele dagvlindersoorten hebben monofage of oligofage rupsen. Dit betekent dat ze gespecialiseerd zijn in respectievelijk maar één soort plant of één soort familie waar de eitjes worden opgelegd. Er zijn daarnaast ook minder kieskeurige dagvlinders, de zogenaamde polyfage soorten die weinig eisen stellen aan de planten waar ze hun eitjes op leggen.

De belangrijkste lessen die we uit onze analyse kunnen maken over waardplanten zijn:

  • Monofage soorten als Atalanta, Dagpauwoog en Kleine vos leggen hun eitjes enkel af op brandnetel. Ook Distelvlinder, Gehakkelde aurelia, en Landkaartje leggen hun eitjes af op brandnetel, maar zijn polyfaag en dus minder kieskeurig en gebruiken ook nog vele andere soorten kruiden en struiken.
  • Groot koolwitje, Klein koolwitje, Klein geaderd witje en Oranjetipje leggen enkel eitjes op soorten van de familie van de kruisbloemigen zoals Pinksterbloem en Look-zonder-look.
  • Icarusblauwtje en Oranje luzernevlinder prefereren verschillende plantensoorten van de familie van de vlinderbloemigen zoals Hopklaver en Rolklaver.
  • De verschillende soorten zandoogjes leggen dan weer enkel hun eitjes op verschillende soorten grassen.
  • Spork is in Vlaanderen dé favoriete waardplant van het Boomblauwtje en van Citroenvlinder, maar Boomblauwtje heeft nog tal van andere waardplanten zoals Klimop, Hulst, Wilde kardinaalsmuts, Gewone liguster, Vuurdoorn, Braam, Framboos en Moerasspirea.
  • Kleine vuurvlinder legt eitjes op allerhande soorten zuring, zoals Veldzuring en Schapezuring.
  • Koninginnenpage op allerhande schermbloemigen zoals Peen.
  • Distelvlinder is de minst kieskeurige soort en legt eitjes op allerhande soorten kruiden uit allerhande soorten families en is dus duidelijk een polygofage soort.

Waar en hoe overwinteren dagvlinders?

Sommige soorten overwinteren als ei, andere als rups, pop of als volwassen vlinder. De enige soort uit onze lijst die als eitje de winter doorbrengt is de eikenpage. Het eitje hangt bij de knoppen aan het uiteinde van een twijg van een eik.

Drie soorten uit de familie van de zandoogjes (Bruin en Oranje zandoogje en Koevinkje) overwinteren als rups. Zij zitten verborgen in graspollen. Bij hogere wintertemperaturen eten ze gewoon verder, bij lagere temperaturen gaan ze in winterrust. Ook Icarusblauwtje, Boomblauwtje en Kleine vuurvlinder overwinteren als rups, en dit altijd onder of op hun waardplant. Overwintering als rups maakt hen wel erg kwetsbaar voor allerhande beheerwerken in de tuin (zie ons artikel ‘een tuin voor vlinders‘.

Bont zandoogje overwintert meestal als pop. Enkel wanneer tijdens warme zomers de vlinders nog tot midden augustus eitjes leggen en er voor deze laatste generatie onvoldoende tijd is om te verpoppen overwintert de soort als rups. Ook als het najaar koud is, is het aandeel dat als rups overwintert groter. De rupsen en de poppen overwinteren allebei in graspollen, net als bij de andere zandoogjes. Ook de witjes (Groot koolwitje, Klein geaderd witje en Klein koolwitje), Koninginnenpage, Landkaartje en Oranjetipje overwinteren als pop. Meestal wordt de waardplant verlaten wanneer ze gaan verpoppen. De rups van Oranjetipje bijvoorbeeld verplaatst zich dan al rondzwiepend van de ene naar de andere plant. Zo zoekt de rups een geschikt plekje uit op een boom of een struik of een stengel waarrond dan draden worden gespannen en hij zich stevig inspint en vervolgens verpopt.

Citroenvlinder, Dagpauwoog, Gehakkelde aurelia en Kleine vos overwinteren als volwassen vlinder. Ze houden een soort winterslaap en worden pas actief wanneer de temperaturen terug stijgen in de lente. Dat doen ze op diverse plekken. Citroenvlinders schuilen aan een blad of takje in dichte vegetaties zoals klimop, braam, of in een graspol. Het is een taaie soort die zelfs kan overleven als het vriest. Op warme winterdagen kan je hen wel eens opmerken als ze zich verplaatsen van plek. Dagpauwoog en Kleine vos overwinteren op donkere, koele en beschutte plekken, meestal in een holle boom of een schuur. De gehakkelde aurelia overwintert dicht bij de grond, aan de onderkant van bomen, tussen stapels hout of afgevallen bladeren, of tussen takkenbossen.

Atalanta, Distelvlinder en Oranje luzernevlinder trekken tijdens de wintermaanden naar zuiderse oorden. Atalanta zien we echter vaker hier blijven tijdens de winterperiode, wat mogelijks een gevolg is van klimaatverandering. Dat overwinteren gaat prima als het niet plots lang en hard begint te vriezen.

Waar vertoeven dagvlinders graag?

Vlinders zijn koudbloedige dieren die pas kunnen vliegen als hun lichaamstemperatuur gestegen is tot liefst zo’n 30 à 34°C. Op zonnige dagen warmen ze op door zoveel mogelijk in de zon te zitten en zonnewarmte in te vangen. Op koude dagen houden ze zich schuil en verbruiken zo weinig mogelijk energie.  Op hete zomerdagen (en die zijn er meer en meer de voorbije jaren) kan het echter ook té warm worden voor dagvlinders. Wanneer de temperatuur hoger oploopt dan 36°C lopen vlinders kans op oververhitting en zoeken ze koelere plekjes op.

Alle vlindersoorten hebben dan ook nood aan plekken in de tuin met verschillende microklimaten: zonnige open hoekjes om op te warmen en meer beschutte plekken om te kunnen schuilen op natte en koelere dagen of te kunnen afkoelen tijdens hete zomerdagen.

Overzichtstabel van de periode waarin de meeste tuinvlindersoorten in Vlaanderen rondvliegen en van hun noodzakelijke hulpbronnen: welke voedingsbron gebruiken volwassen vlinders en op welke planten (= waardplanten) worden eitjes gelegd en kunnen rupsen hun buik vol eten. De kleurmarkeringen bij de vlindernamen geven aan hoe de soort overwintert (als ei, rups, pop of volwassen vlinder) in Vlaanderen of wegtrekt naar het zuiden. Eigen data-analyse gebaseerd op literatuur (bronnen vind je onderaan dit artikel)

Vlinder gespot?

Sommige dagvlinders komen niet overal in Vlaanderen even frequent voor. Voor jouw tuin kan je perfect nagaan welke vlinders er in de nabijheid vaak gespot worden. Dat kan je op de website van MijnTuinlab.be. Als je jouw tuin registreert, kan je ‘Soorten in en om mijn tuin’ opvragen en krijg je een lijstje met de meest voorkomende dagvlindersoorten in de buurt van jullie tuin.

Soms zie je een dagvlinder in je tuin en zou je zo graag weten welke soort het is. Maar begin dan eens te zoeken in veldgidsen of op het internet… Alhoewel dat opzoekwerk wel tof is kan het natuurlijk zijn dat je de bal compleet mis slaat! Maar…. die tijd is voorbij! Er bestaat nu een superhandige gratis app Obsidentify waarmee je soorten kan op naam brengen op een heel eenvoudige manier. ObsIdentify is beschikbaar voor zowel Android als iOS.

Voor de herkenning van soorten heb je wel een internetverbinding nodig.  Via deze link leer je hoe eenvoudig het is om deze app te gebruiken.

Via de app ObsIdentify determineer je snel de dieren en planten in je tuin - even oefenen - je zal er snel mee weg zijn!

Bronnen van onze analyse

Van Dyck, H., Maes D., Vanreusel W. (2013). Dagvlinders in Vlaanderen. Nieuwe kennis voor betere actie. Uitgeverij Lannoo, 544p.

Van Dyck H. (2021). Het orakel van de bosnimf. Van vlinders en mensen. Uitgeverij Lannoo, 306p.

Vorige Volgende