Citeren als:

An De Schrijver & Jan Mertens (2022). Een tuin voor vlinders. Website Biodivers Zorggroen, www.biodiverszorggroen.be en www.biodiverszorggroen.nl.

Heb je bloemen met zoete nectar en heb je veel structuur in je tuin? Dan is de kans groot dat er vlinders komen rondfladderen. In een tuin kan je meestal tussen de vijf en de vijftien soorten dagvlinders spotten. Maar wist je dat in een tuin nog wel tien keer meer prachtige nachtvlinders leven die tijdens de nacht actief zijn?

In Vlaanderen zijn de voorbije decennia 20 van de 75 voorkomende dagvlinders uitgestorven, en er zijn nog een groot aantal andere zorgenkindjes, ook onder de nachtvlinders. Door je tuin op een vlindervriendelijke manier aan te leggen en te beheren kan je een aantal vlindersoorten die graag in tuinen vertoeven helpen.

In Vlaanderen zijn reeds twintig van de vijvenzeventig dagvlinders uitgestorven en zijn er nog een groot aantal zeer kwetsbaar. Kleine vos is zo’n zorgenkindje dat waarschijnlijk erg gevoelig is aan klimaatverandering Foto: Kathy Büscher via Pixabay

Daarom moeten we in de eerste plaats kijken door de ogen van dag en nachtvlinders om te weten te komen hoe zij hun omgeving ervaren en wat ze nodig hebben aan voedsel, schuilplaats, plekken om zich voort te planten, …. Je leest er alles over in onze artikels ‘kijken door de ogen van dagvlinders‘ en ‘kijken door de ogen van nachtvlinders’.

Gebaseerd op de ecologische kennis uit deze artikels distilleerden we vier basiskwaliteiten om een veilige thuis te maken voor een twintigtal soorten dagvlinders en minstens een tienvoud aan soorten nachtvlinders. Zo’n basiskwaliteit kan je zien als een ‘conditio sine qua non – een noodzakelijke voorwaarde zonder welke iets niet kan geschieden’. Is aan al deze basiskwaliteiten niet voldaan, dan kunnen vlinders in een zogenaamde ‘ecologische val’ gelokt worden waarbij je meer kwaad dan goed doet. Aan deze vereisten kan ofwel in de tuin zelf, ofwel in de tuin én zijn ruimere omgeving voldaan zijn. Vlinders zijn mobiel en dus niet enkel gebonden aan jouw tuin.

Een vlindervriendelijke tuin hoeft geen wildernis te zijn! Het vraagt wel een aangepaste keuze aan soorten, het creëren van structuur en een slim beheer van de tuin.

1. Maak een slimme plantenkeuze waardoor geschikt voedsel en waardplanten aanwezig zijn

Zoals al beschreven in onze artikels ‘kijken door de ogen van dagvlinders‘ en ‘kijken door de ogen van nachtvlinders‘ zijn vlinders helemaal niet kieskeurig wat de plantensoorten betreft waaruit ze hun nectar tanken. Er bestaan dan ook talloze keuzemogelijkheden van plantensoorten die je kan aanplanten of inzaaien als nectarplant, daar kan je niet zo veel fout mee doen. Belangrijk is wel dat je zorgt voor een zo breed mogelijke bloeiboog: bloei tijdens het ganse jaar. Uit onze analyse blijkt dat de vliegpiek van de meeste vlindersoorten tussen begin april en eind september ligt. Maar ook tijdens de herfst, de winterperiode en het vroege voorjaar vliegen er nachtvlinders. De bosbesuil vliegt bijvoorbeeld vooral in het najaar. En ook overwinterende dagvlinders worden op zachte winterdagen wel eens wakker. Bloeiende klimop in de tuin kan dan een ideale nectarbron zijn, of een soort als gevlekte dovenetel. De vroegvliegende voorjaarsuiltjes zijn dan weer gek op nectar van bloeiende katjes van wilgensoorten. Zie ook onze lijst van favoriete plantensoorten voor de biodiverse plantenborder, je kan hieruit een combinatie van plantensoorten maken die tijdens het ganse jaar bloei geven.

Populaire  nectarplanten voor dagvlinders zijn ook soorten waarvan de bloemen ’s nachts zoet ruiken zoals soorten kamperfoelie,  teunisbloem en avondkoekoeksbloem.

Sommige dag- en nachtvlinders houden van rottend fruit waaruit ze sap drinken. Atalanta, bont zandoogje en gehakkelde aurelia schakelen in het najaar, wanneer minder bloeiende planten in de tuin voorkomen, moeiteloos over op rottend en zacht fruit als voedingsbron. In het najaar komen bovendien nog meer Atalanta’s uit het noorden naar hier afgezakt, die in de tuin even kunnen stoppen om energie bij te tanken. Met hun roltong drinken ze dan het suikerrijke sap van het fruit. Appels, peren, pruimen en druiven uit de boomgaard in de tuin zijn perfect! Ook nachtvlinders houden van rottend fruit.

Vlinders zijn qua nectar helemaal niet kieskeurig. Belangrijk is wel dat ze tijdens het ganse jaar nectar vinden in de tuin (= een brede bloeiboog). Je kan uit onze lijsten met favoriete plantensoorten een combinatie maken van planten die al vroeg in het voorjaar tot laat in de winter bloeien.

Wil je vlinders een echte thuis bieden, dan kan je best ook een plek voorzien voor hun waardplanten. Klik op de afbeelding voor meer informatie.

2. Zorg voor structuur en zo ook voor variatie in microklimaat

Een afwisseling van lage (kort gras), middelhoge (langer gras, bloemenweide of vaste plantenborder), hogere (struiken, hagen en houtkanten) en hoge (bomen) biotopen creëert structuur en zo ook afwisseling in microklimaat: plekjes in de zon, plekjes in de halfschaduw en plekjes in de schaduw. Ideaal voor vlinders om zich op te warmen tijdens de ochtend of af te koelen op te warme dagen. Structuur brengen in je tuin betekent dus afwisseling brengen in biotopen – hoe meer biotopen, hoe meer microklimaten in de tuin (licht, schaduw, warmer, koeler), en dus hoe meer variatie om te zonnen, uit de wind te zitten, te schuilen tegen regen en af te koelen.  Al deze biotopen leveren meteen ook nectar- en waardplanten. Ook het aanleggen van een vijver is interessant voor vlinders, want die zorgt door verdamping en dus sowieso ook voor afkoeling op hete dagen. Maar ook via je beheer kan je structuur creëren (zie ook verder BASISKWALITEIT 4).

Voor meer informatie over het belang van structuur verwijzen we naar het artikel ‘‘Een biodiverse tuin hoeft geen wildernis te zijn!’.

Het beheer van een tuin is even cruciaal als de plantenkeuze en de structuur. Door gefaseerd te maaien en te snoeien kan voorkomen worden dat vlinders in een ecologische val lopen.

3. Beheer je tuin vlindervriendelijk

In de herfst maken veel mensen hun tuin klaar voor de winter. Het gazon wordt een laatste keer kort gemaaid, hagen, struiken en uitgebloeide plantenstengels worden gesnoeid, afgevallen bladeren worden bijeengeharkt, …  Vooral de soorten die als rups of pop overwinteren in graspollen (alle zandoogjes en koevinkje), onder bladeren in de strooisellaag (boomblauwtje, icarusblauwtje en kleine vuurvlinder) of  hangend aan stengels van kruiden en/of struiken (oranjetipje, koninginnenpage en landkaartje) zijn erg gevoelig voor dit beheer. Om rupsen en poppen van dag- en nachtvlinders beter te beschermen kan je onderhouds- of beheerwerken best (gedeeltelijk) uitstellen tot het voorjaar.

  1. Snoei niet alle hagen en struiken in 1 keer, want het zijn voor sommige vlindersoorten ideale plaatsen om te verpoppen. Ook de eitjes van de eikenpage en tal van nachtvlinders zoals sleedoornpage kunnen overwinteren in de haag (indien eik aanwezig in het geval van de eikenpage en sleedoorn in het geval van sleedoornpage).  Snoei je haag dus gefaseerd, en wacht met de rest tot het jaar nadien in het voorjaar. Ook als je takken niet verhakselt maar op een takkenril stapelt zijn de eitjes immers toch verloren. Ze komen dan wel uit, maar er zullen geen verse bladeren zijn van zomereik waar rupsen van kunnen eten.
  2. Idem voor uitgebloeide plantenstengels in de vaste planteborder: snoei die niet of slechts gedeeltelijk. De poppen van sommige vlindersoorten worden anders mee verwijderd.
  3. Maai gefaseerd. Bij maaiwerken in het natuurbeheer heeft men de voorbije decennia vastgesteld dat het in een korte tijd maaien van bloemrijke graslanden geleid heeft tot achteruitgang van verschillende insectengroepen, onder andere van dagvlinders. Daar is men de voorbije jaren dan ook overgestapt op een gefaseerd maaibeheer of een sinusbeheer. Dit principe kan men ook toepassen op tuinen: maai je bloemenweide of minder frequent gemaaid stukje gazon slechts gedeeltelijk, en laat minstens 20% staan. Dit zou voldoende moeten zijn om populaties van dagvlinders en andere insecten in stand te houden.  Dit hoeft niet te leiden tot een slordig uitzicht. Je kan hier namelijk creatief mee aan de slag door mooie vormen te maaien, en door een infobordje te voorzien. Lees er meer over in dit artikel.
  4. Afgevallen bladeren kan je onder struiken of tussen andere beplanting harken want er leven tal van insecten, o.a. de rupsen en poppen van blauwtjes.

Afbeeldingen van gefaseerd maaien

4. Hou de tuin donker

Nachtelijk kunstlicht heeft een negatieve effect op nacht-actieve dieren. Licht helpt ons de weg te vinden, maar nachtvlinders en andere nachtactieve insecten raken er hopeloos door verdwaald. Bij vrouwtjes van nachtvlinders heeft men vastgesteld dat ze minder sekslokstoffen aanmaken en ook minder paren wanneer er te veel licht is. Er is echter nog veel dat we niet weten. Zeker is dat er best initiatieven komen om tuinen, parken en andere openbare plaatsen (gedeeltelijk) donker te houden. Het is natuurlijk altijd wel een compromis zoeken tussen het streven naar donkerte en het veilig houden van een plek.

  1. Beperkt het aantal lampen in de tuin. Verlicht de tuin enkel daar waar het echt nodig is
  2. Als verlichting toch nodig is, doof ze dan na een bepaald uur. Dat kan perfect door te werken met verlichting gekoppeld aan een timer.
  3. Als verlichting nodig is, kies voor zwakkere verlichting met een lager wattage
  4. Misschien zijn gekleurde lampen een optie – maar hier is nog meer onderzoek voor nodig.
Vorige Volgende