Citeren als:

An De Schrijver & Jan Mertens (2022). Hoe sprinkhanen zich aanpassen aan beton en asfalt. Website Biodivers Zorggroen HOGENT, www.biodiverszorggroen.be en www.biodiverszorggroen.nl

Vlaanderen is in sneltempo aan het veranderen in één grote metropool. Gemiddeld wordt per dag 7 ha open ruimte bebouwd (cijfers 2021). Diersoorten die zich niet kunnen aanpassen aan deze veranderingen krijgen het moeilijk. In dit artikeltje bekijken we hoe sprinkhanen dat doen. Ook over nachtvlinders schreven we een artikel ‘Kunnen nachtvlinder zich aanpassen aan verstedelijking?’.

In het onderzoeksproject SPEEDY  sloegen Belgische onderzoekers de handen in elkaar om de invloed van verstedelijking op biodiversiteit te onderzoeken. Hans van Dyck schreef in 2013 in het kader van SPEEDY een interessant artikel  over de bruine sprinkhaan, een van de soorten uit ons lijstje.

Zoals we al schreven in ons artikel ‘kijken door de ogen van sprinkhanen‘ is Bruine sprinkhaan een veldsprinkhaan die goed kan vliegen. Hij is bovendien warmteminnend. De warmere temperaturen in de stad kunnen dus in theorie wel gunstig zijn. De soort houdt van eerder ijle vegetaties met allerlei grassen en kruiden waar hij goed kan zonnen. Die zijn ook wel in de stad te vinden, maar dan wel erg versnipperd. Bruine sprinkhaan kan dan wel goed vliegen, maar toch is het geen makkie om tussen hoge gebouwen en drukke wegen zo’n plekje te vinden. Grotere robuuste sprinkhanen hebben in theorie dus meer kans om in de stad te geraken én er nieuwe populaties te stichten.

Bruine sprinkhaan is een mobiele sprinkhaansoort die houdt van grassen en kruiden. Hij vertoeft vaker en vaker in steden, en blijkt daar ook langere vleugels en langere poten te hebben. Dat is nodig om zich een weg te kunnen banen tussen hoge gebouwen en drukke wegen (Foto Jeroen Mentens - Vildaphoto – Figuur: Van Dyck et al. 2013 (zie link hierboven))

Maar in de natuur gaat de toename in een bepaalde eigenschap vaak gepaard met de afname in een andere eigenschap. Ecologen spreken van een compromis (‘trade-off’). Een voorbeeld daarvan zijn bladluizen, waarvan de gevleugelde exemplaren minder eitjes blijken te leggen dan de ongevleugelde. Uit het SPEEDY onderzoek bleek dat vrouwtjes bruine sprinkhaan uit steden 10% zwaarder en ook groter (langere vleugels en langere poten) zijn dan die uit landelijk gebied. Dat duidt er op dat ze dus inderdaad mobieler zijn. Bovendien bleken ze  een minder omvangrijk achterlijf te hebben, wat zou kunnen wijzen op een lagere vruchtbaarheid. Een hogere mobiliteit gaat dus wellicht samen met een lagere vruchtbaarheid in de stad bij bruine sprinkhaan. Maar meer onderzoek is nog nodig om dit laatste te bevestigen.

Vorige Volgende