Citeren als:

An De Schrijver & Jan Mertens (2022). Een tuin voor wilde bijen. Website Biodivers Zorggroen HOGENT, www.biodiverszorggroen.be en www.biodiverszorggroen.nl.

In dit artikel lees je hoe je van jouw tuin een thuis kan maken voor wilde bijen. Tuinen kunnen echte refugia vormen voor wilde bijen, en dit zowel in verstedelijkt gebied als in regio’s met veel intensieve landbouw.

Wilde bijen zijn, in tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt, helemaal niet agressief. Ze zijn qua karakter veel zachtaardiger dan honingbijen en wespen die wel eens venijnig durven te prikken. Je hoeft dus helemaal niet bang voor ze te zijn! Enkel de vrouwtjes hebben een angel, en bij de meeste soorten is die angel niet stevig genoeg om door de huid heen te prikken. Enkel als je op ze trapt of hen vastneemt proberen ze je wel eens te prikken, maar dan zonder veel erg. Op de foto probeert het kleinere mannetje Rosse metselbij te paren met een vrouwtje. Vrouwtjes paren maar één keer, sparen het sperma op en gaan dan aan de slag met eitjes leggen in kleine broedkamertjes. Foto via Pixabay

Om te weten te komen wat wilde bijen allemaal nodig hebben, moeten we leren kijken vanuit hun perspectief. Je leest er over in ons artikel ‘kijken door de ogen van wilde bijen‘. Wilde bijen zijn helemaal niet kieskeurig van welke bloemen ze hun nectar drinken. Voor stuifmeel zijn sommige soorten wel erg kieskeurig, maar de meeste ook niet! Bijtjes hebben plekken nodig om zich op te warmen, én af te koelen op warme dagen. Verder blijken de meeste bijensoorten ondergronds te nestelen, zo’n 30% maar nestelt bovengronds. In een bij-vriendelijke tuin moeten we dus plekken voorzien voor zowel ondergronds als bovengronds nestende soorten. Met al deze zaken moeten we rekening houden in een bijvriendelijke tuin.

In dit artikel presenteren we vier basiskwaliteiten waaraan een tuin moet voldoen om een robuust biotoop te vormen voor wilde bijen.  Zo’n basiskwaliteit kan je zien als een ‘conditio sine qua non – een noodzakelijke voorwaarde zonder welke iets niet kan geschieden’. Is aan deze niet voldaan, dan kunnen wilde bijtjes in een zogenaamde ‘ecologische val’ gelokt worden waarbij je meer kwaad dan goed doet.

Aan deze vereisten kan ofwel in de tuin zelf, ofwel in de ruimere omgeving voldaan zijn, want wilde bijen hebben vleugels en zijn dus niet enkel gebonden aan jouw tuin. Hun actieradius is echter niet zo heel groot. De kleinere bijensoorten zoals ranonkel- en tronkenbijtjes vliegen vaak maar een 100 m rond hun nestplaats. De grotere soorten zoals alle hommels kunnen wel één of twee km overbruggen.

Een bijvriendelijke tuin hoeft geen wildernis te zijn, en vraagt niet meer kosten of onderhoud dan een gewone tuin! Het vraagt wel een aangepaste keuze aan soorten en structuur en een slim beheer van je tuin. Ook andere soorten zoals dag- en nachtvlinders, libellen en vleermuizen profiteren mee!

1. Een diversiteit aan planten waardoor er geschikt nectar- en stuifmeel is gedurende het ganse jaar

Van heel wat soorten wilde bijen beginnen de eerste individuen al vroeg in het voorjaar (in maart) te vliegen. Wilde bijen zijn geen goed-weer-vliegers zoals honingbijen. Ze vliegen al bij lagere temperaturen. Zeker hommels vliegen al vroeg. Aardhommel en boomhommel kan je al in februari spotten, en vliegen ook op erg koude voorjaarsdagen. De laatste bijensoorten vliegen nog tot in november. Er is dus bijna het ganse jaar bijenactiviteit mogelijk in de tuin! Dat betekent dus dat in een bijvriendelijke tuin quasi het hele jaar door bloeiende nectargevende planten moeten aanwezig zijn. Zorgen voor een brede bloeiboog (= bloeiende planten tijdens het grootste deel van het jaar) is dus belangrijk.

Bijna 20% van de door ons bestudeerde soorten (zie daarvoor ons artikel ‘kijken door de ogen van wilde bijen‘) zijn voor hun stuifmeel van een beperkt aantal planten afhankelijk (zie de figuur hieronder). Vroegvliegende zandbijen zoals de grijze zandbij en de lichte wilgenzandbij vliegen enkel op stuifmeel van wilgen. Klokjesbijen enkel op stuifmeel van soorten uit de klokjesfamilie. Ze zijn dus erg gespecialiseerd en dat betekent ook dat ze ook erg kwetsbaar zijn. Een echt bijvriendelijke tuin heeft dus plantensoorten staan die deze kieskeurige soorten voldoende voedsel kunnen bieden. Deze plantensoorten zijn dus must-haves!

Belangrijk is ook dat we er over waken dat deze soorten niet verdwijnen in de tuin, maar jaar na jaar terug in bloei komen. Anders worden deze bijtjes in een  ecologische val gelokt, doordat het jaar nadien geen of onvoldoende stuifmeel aanwezig is om terug aan nieuwe nesten te bouwen. Continuïteit van planten waar bijen strikt van afhankelijk zijn is dus een erg belangrijke voorwaarde in een bijvriendelijke tuin!

Deze planten zijn een meerwaarde in een tuin voor wilde bijen.

Klik op de afbeelding voor meer uitleg!

Onderzoek toonde aan dat de soortenrijkdom aan o.a. wilde bijen voor 74% afhankelijk is van de diversiteit aan plantensoorten die er voorkomen. Dat komt omdat enkel soortenrijke biotopen voldoende en geschikt stuifmeel te bieden hebben om een diversiteit aan wilde bijen toe te laten. Het opkrikken van de soortendiversiteit in tuinen heeft hier dus een erg belangrijke rol te spelen. Soorten die in het buitengebied momenteel nog nauwelijks voorkomen (behalve dan in natuurgebieden, maar dat is slechts 3% van Vlaanderen) zoals klokjesbloemen, lipbloemigen, Allium- en wederiksoorten en klimop zijn fantastische tuinplanten en geweldige bijenplanten.

Maar een hoge soortendiversiteit kan je op verschillende manieren realiseren. Deze aanbevelingen staan ook nog uitgebreider beschreven in het artikel ‘Een biodiverse tuin hoeft geen wildernis te zijn’.

We maakten lijstjes van onze favoriete plantensoorten. Je kan de linken naar de lijstjes onderaan dit artikel vinden.

2.  Plaats om nesten te bouwen (boven- én ondergronds)

Maak een bijenzandbak voor ondergronds levende bijtjes

Uit ons onderzoek blijkt dat bijna 70% van de bestudeerde bijensoorten ondergronds nestelen. Dat doen ze vaak op droge, zonbeschenen en open bodems. Eens ze een geschikte plek gevonden hebben gaan ze daar vaak niet meer weg! Vooral zandbijen, maar ook pluimvoetbijen, groefbijen en roetbijen maken hun nesten in zanderige bodems. Zalig om ze in het voorjaar te zien aan- en afvliegen met stuifmeel aan hun pootjes.

In de tuin kan je zo’n plek maken door een ‘bijenzandbak’ aan te leggen. Dat kan heel simpel zijn door een hoop zand of lemig zand te voorzien. Of je kan dat iets gesofisticeerder doen en verschillende zandhopen voorzien van verschillende hoogtes en texturen,  waarrond  toffe en traaggroeiende bijenplanten geplant worden zoals zoals rozemarijn, en struikheide. Een ontwerp van een van onze studenten Groenmanagement van een dergelijke ‘bijenzandbak’ kan je onderaan dit artikel vinden. Soms maken wilde bijen ook hun nesten tussen tegels van een koer. Dan is het vaak zaak om de gebruikers van de koer goed te informeren over wat daar precies gaande is.

Plaats een bijenhotel

In de handel zijn heel wat bijenhotels te koop, en je kan ze ook heel makkelijk zelf maken. Let wel, er zijn wel een aantal belangrijke do’s en don’ts, zowel in verband met het gebruikte materiaal, de diameter en de lengte van de aangeboden nestgangen als de locatie en de omgeving van het bijenhotel. We schreven er dan ook een apart artikeltje over.

Geef boomhommels een plek in de tuin

Een nestkastje waar vogels in gebroed hebben is een ideale nestlocatie voor boomhommels. Ze broeden het allerliefst in boomholten en spleten, maar een nestkast met warm nestmateriaal is voor hen ook een toffe plek! Als het heel warm weer is, dan zorgen hommels zelf voor ventilatie van het nest door fel met de vleugels te bewegen!

3.  Variatie in microklimaat

De grootste driver voor de biodiversiteit in tuinen blijkt structuur te zijn. Voor meer uitgebreide informatie verwijzen we naar het artikel ‘Een biodiverse tuin hoeft geen wildernis te zijn’. Voor wilde bijen is structuur belangrijk omdat het verschillende microklimaten creëert in de tuin.

Structuur brengen in je tuin betekent afwisseling brengen in biotopen – hoe meer biotopen, hoe meer microklimaten in de tuin (licht, schaduw, warmer, koeler), en dus hoe meer variatie om te zonnen, uit de wind te zitten, te schuilen tegen regen en af te koelen. Een afwisseling van lage (kort gras), middelhoge (langer gras, bloemenweide of vaste plantenborder), hogere (struiken, hagen en houtkanten) en hoge (bomen) biotopen zijn ideaal voor wilde bijen. Al deze biotopen leveren meteen ook nectar- en waardplanten (zie BASISKWALITEIT 1). Ook het aanleggen van een vijver is interessant voor bijtjes, want die zorgt door verdamping en dus sowieso ook voor afkoeling op hete dagen.  Maar ook via je beheer kan je structuur creëren (zie ook verder BASISKWALITEIT 4).

4. Een bij-vriendelijk beheer van de tuin

Sommige solitaire bijensoorten overwinteren als volwassen bijtje in holle stengels of boomstronken. Hommelkoninginnen overwinteren in bladerhopen, molshopen of in de composthoop.

In de herfst maken veel mensen hun tuin klaar voor de winter. Het gazon wordt een laatste keer kort gemaaid, hagen, struiken en uitgebloeide plantenstengels worden gesnoeid, afgevallen bladeren worden bijeengeharkt, …  Om deze overwinterende bijensoorten niet te verstoren geven we hier nog een aantal beheertips mee.

Snoei de vaste plantenborder gefaseerd

Snoei uitgebloeide plantenstengels in de vaste plantenborder niet of slechts gedeeltelijk. Je verwijdert anders potentiële slaapplekken voor solitaire bijen.

Laat afgevallen bladeren liggen

Afgevallen bladeren kan je onder struiken of tussen andere beplanting harken want er leven tal van insecten, o.a. koninginnen van hommels kunnen er hun winterslaap doorbrengen

Laat molshopen een tijdje met rust

Laat molshopen onverstoord tot het volgend voorjaar. Misschien slaapt er wel een hommelkoningin ….

Vorige Volgende