Citeren als:
An De Schrijver & Jan Mertens (2022). Kijken door de ogen van zoogdieren. Website Biodivers Zorggroen HOGENT, www.biodiverszorggroen.be en www.biodiverszorggroen.nl
In dit artikel kijken we door de ogen van deze kleine zoogdieren. We bestuderen hun ecologie en wat ze nodig hebben, om vervolgens in ons artikel ‘een tuin voor kleine zoogdieren‘ dieper in te gaan op hoe je je tuin een thuis kan maken voor deze dieren.
Het kan zijn dat je in mei, juni of juli in je tuin wel eens luidruchtig gesnuif, gepiep, gesnurk, geblaas of gehuil hoort. De politie hoef je dan niet meteen te bellen (alhoewel dat wel af en toe blijkt te gebeuren!). Het gaat dan wellicht om parende egels. Van mei tot augustus planten zij zich voort, en dat gaat gepaard met heel veel gedoe en nog meer kabaal! Het mannetje moet ook nogal wat geduld opbrengen vooraleer het vrouwtje overstag gaat. Als mevrouw egel dan uiteindelijk toegeeft gaat de liefdesdaad er blijkbaar wel pijnloos aan toe. Het vrouwtje blijkt haar stekels te kunnen platleggen!
Naast egels hebben we nog wel andere intrigerende kleinere zoogdieren in de tuin. Onder andere eekhoorns, mollen en tal van vleermuizen kunnen ook een thuis krijgen in de tuin. Vleermuizen zijn de enige zoogdieren die echt kunnen vliegen dankzij een vlieghuid tussen hun vingers.
De essentie van een zoogdiervriendelijke tuin is dat de juiste hulpbronnen aanwezig moeten zijn en dit gedurende de ganse periode dat zoogdieren in de tuin verblijven. Hulpbronnen zijn alle noodzakelijke voorwaarden om te kunnen overleven. Voor zoogdieren zijn dat uiteraard voedsel voor volwassen dieren en hun jongen, en plekken om te schuilen en zich voor te planten. Wat ook belangrijk is zijn plekken om goed de winter door te komen, want sommige soorten houden een winterslaap! Om al deze hulpbronnen te voorzien moeten we leren kijken vanuit het perspectief van zoogdieren. We werden hiervoor geïnspireerd door de methode Animal Aided Design (ADD), ontwikkeld door Thomas Hauck en Wolfgang Weisser.
We vatten de belangrijkste bevindingen van onze analyse hier samen in drie tabellen (die vind je onderaan in een galerij) en aan de hand van drie vragen.
Waar verblijven kleine zoogdieren tijdens hun winterslaap?
Egels en al de vleermuissoorten brengen de winter al slapend door (zie Tabel 1). Ze bouwen tijdens de late zomer en herfst een vetreserve op, en schakelen vervolgens een versnelling lager. Hun hartslag daalt, hun ademhaling loopt terug en hun lichaamstemperatuur zakt van 36°C (bij egels) en 39°C (bij vleermuizen) tot zo’n 5 à 6 °C, dus iets boven de omgevingstemperatuur! Zo gaan ze in slaapmodus en verbruiken ze heel weinig energie. Ondanks al deze aanpassingen verliezen ze een vierde van hun gewicht tijdens hun winterslaap!
Egels slapen van november tot soms wel in april in bladeren onder struiken, of in bladeren of takkenhopen (zie Tabel 2). Ze durven ook wel gebruik te maken van egelkasten. Maar ze slapen meestal wel niet de hele winter door. Soms worden ze wel eens wakker en gaan ze op stap. Is hun slaapplek niet knus en warm genoeg, dan zoeken ze tijdens de winter een nieuwe stek.
Als egels te laat op het jaar geboren worden en daardoor onvoldoende vetreserves kunnen opbouwen halen ze vaak het volgende voorjaar niet. Ook de recente warmere winters vormen een probleem voor hen: is het te zacht buiten dan worden ze terug actief en verbruiken ze weer meer energie, terwijl het voedselaanbod op dat moment heel beperkt is. Dat loopt dan ook vaak mis. Als dieren verzwakken worden ze ook gevoeliger voor allerhande virussen en bacteriën. Het is niet anders dan bij de mens uiteraard.
Ook alle vleermuizen brengen het grootste deel van de winter al snurkend door. Vele soorten starten er al mee in de loop van oktober/november, maar alles hangt af van de buitentemperaturen en dus ook of hun favoriete maaltijd nog in de lucht vliegt – voldoende insecten. Vanaf het moment dat er maar weinig insecten meer te vinden zijn start hun winterslaap, en deze start kan van jaar tot jaar wat variëren. Vleermuizen gebruiken daarvoor bestaande plekjes koele (maar vorstvrije) plekjes zoals gaten in bomen en zolders, kelders of spleetvormige ruimten in gebouwen. Zo overwinteren sommige soorten zoals de baardvleermuis in koele, vorstvrije en liefst vochtige ruimten zoals in oude bunkers en forten, of in ondergrondse groeven en grotten. Andere soorten zoals rosse vleermuis en de gewone dwergvleermuis slapen dan weer liever in respectievelijk dikke bomen of gebouwen. Elke soort heeft dus zo zijn favoriete slaapplek. In de loop van maart of april, wanneer de temperaturen voldoende gestegen zijn en er terug voldoende insecten zijn, ontwaken ze uit hun slaap en worden ze terug actief. Maar ook de start hiervan varieert van jaar tot jaar en is afhankelijk van de buitentemperatuur.
Eekhoorns houden geen winterslaap, maar ze zijn wel wat minder actief tijdens de winter dan tijdens de zomer. Al is dat uiteraard relatief want het zijn nogal hyperactieve dieren tijdens lente, zomer en herfst! Bij echt slecht weer blijven ze een paar dagen in hun nest, maar gaan dan toch terug verder met ravotten en noten opgraven (zie verder). Eekhoorns maken verschillende nesten in bomen, waarvan 1 als hoofdverblijfplaats en een aantal andere als laat ons zeggen buitenverblijven waar ze af en toe eens vertoeven. Hun nesten maken ze vrij hoog in de boom (minstens 5 meter boven de grond), en bekleden ze, vooral het kraamnest, met zacht materiaal zoals gras en mossen. Soms nestelen ze in boomholten of in oude nesten van kraaien of eksters. Ook gebruiken ze wel eens grote nestkasten. Zie daarvoor ook ons artikel ”een tuin voor kleine zoogdieren‘.
Ook mollen blijven de ganse winterperiode actief regenwormen vangen en hun gangenstelsel onderhouden. Daardoor maken ze hier en daar hun door veel tuiniers vervloekte molshopen. Deze molshopen zijn gewoon aarde dat ze uit hun gangen duwen om ingestorte gangen te herstellen of om er nieuwe bij te bouwen. Over die dekselse mol schreven we nog een apart artikel.
Waar verblijven kleine zoogdieren tijdens de lente, zomer en herfst?
Eekhoorns, mollen en egels gebruiken gewoon eenzelfde type verblijfplaats als tijdens de winterperiode, dit zowel om te schuilen als om hun nest met jongen groot te brengen. Vleermuizen hebben daarentegen meestal een duidelijk gescheiden winter- en zomerverblijfplaats (zie ook TABEL 2).
Eekhoorns planten zich, in jaren met veel voedsel (dus veel noten), twee keer voort. Een keer in de winterperiode tussen december en februari, en een keer in het voorjaar van mei tot juni. Zijn er weinig noten, dan valt die eerste periode weg. Een vrouwtje maakt in die periode een stevig kraamnest van gevlochten takken dat ze dik en knus bekleedt met gras. In dat warme nest worden twee tot vijf kale jongen geboren, die tien weken gezoogd worden en dan zelfstandig worden en na drie maanden de symbolisch schop onder de kont krijgen om hun eigen leven te starten.
Egels slapen overdag in een nest van bladeren, mos of gras onder dichte struiken of takkenbossen. Ook jonge egeltjes worden geboren in een nest van dezelfde materialen. Een vrouwtje krijgt één keer per jaar zo’n drie tot zes jongen, die ook naakt, blind én doof geboren worden. Ze zijn dan maar maar een paar kleine stekeltjes. Ze krijgen zes weken melk en gaan daarna mee op stap met de moeder om zelf hun kostje bij elkaar te zoeken (zie verder).
Mama mol maakt eveneens een knus nest voor haar jongen. Ze haalt bovengronds bladeren, gras, mos, papier en ander zacht materiaal waar ze een zachte bal van maakt waarin de jongen worden gelegd een in stukje gang dat als kraamkamer dient. Er worden meestal zo’n vier jongen geboren, die eveneens naakt en blink geboren worden en gezoogd worden en al na vier à vijf weken het nest verlaten.
Vrouwtjes vleermuizen verhuizen na hun winterslaap van hun winterverblijfplaats naar een kraamkamer. De mannetjes worden daar bij de meeste soorten niet toegelaten en moeten elders een plekje zoeken. De meeste soorten paren al in het najaar, vlak voor ze in winterslaap gaan, en de vrouwtjes bewaren het zaad dan in een speciale klier. Pas als ze in goeie conditie de winterslaap overleven zullen vrouwtjes zichzelf bevruchten. Wanneer het voorjaar eerst gunstig, en dan toch weer koud blijkt te zijn en vrouwtjes zichzelf al bevrucht hebben, gaan ze toch terug in een soort minder diepe winterslaap en zal ook de groei van het embryo in winterslaap gaan. Afhankelijk dus van het type voorjaar zijn er vroeg of later op het jaar jonge vleermuisjes. De duur van een zwangerschap kan dus nogal variëren bij een vleermuis.
In zo’n kraamkamer zitten vijftien tot soms wel meer dan vijfhonderd vrouwtjes bij elkaar! De kraamplaatsen moeten lekker knus en warm zijn. De winterverblijfplaatsen zijn dan meestal ook niet geschikt. Meestal worden gebouwen (zolders, spouwmuren) of ruime boomholtes gebruikt. Vleermuiskasten worden zelden gebruikt als kraamkamer, maar wel als verblijfplaats na de kraamzorg. Vrouwtjes hebben dan een heel drukke tijd. Ze moeten op insecten jagen om zelf voldoende energie te krijgen om melk te produceren, én ze moeten hun jongen zogen. Na vier tot vijf weken zogen beginnen de jongen zelf actief mee insecten te zoeken. Eind juli/begin augustus vallen de kraamkolonies dan uit elkaar en houden vleermuizen zich op in kleinere groepjes.
Wat is het favoriete maal van kleine zoogdieren?
Eekhoorns gaan in de herfst verwoed op zoek naar hazelnoten en okkernoten (zie TABEL 3). Ze leggen een stevige wintervoorraad aan en verstoppen hazelnoten en okkernoten onder de grond, in bloembakken, in boomholtes, … noem maar op. Het is geweldig om hen dat te zien doen in de tuin. En ze doen dat ook vlakbij woningen, dus er is zeker kans dat je dit te zien krijgt! Blijkbaar kunnen ze het verstopte voedsel makkelijk terugvinden dankzij hun geweldige reukvermogen. Maar ze vinden niet alles terug… en daardoor staan er soms het volgende jaar plots zaailingen van hazelaar of okkernoot in je bloembak! Ook in bossen zorgen ze zo voor verspreiding van zaden van boom- en struiksoorten! Maar eekhoorns lusten wel meer dan noten, ze eten ook kleine zoogdieren (zoals muizen), kleine vogels die ze uit nesten plukken, eieren, …
Als egels uit hun winterslaap komen hebben ze meestal grote honger. Ze worden pas wakker op het moment dat er meestal wel al voldoende eten rondkruipt in de tuin. Ze zijn nachtactief, en gaan op zoek naar rupsen, kevers, larven, oorwormen, pissebedden, slakken (soms eten ze wel 40 slakken per nacht!), …. Soms pikken ze ook een ei mee van bodembroedende vogels of van kippen. In de herfst smullen ze ook wel van bessen.
Mollen maken een uitgebreid ondergronds gangenstelsel dat in feite een ‘vangenstelsel’ is, met als doel om regenwormen te vangen. In de bodem gravende regenwormen komen terecht in zo’n gang, en als ze niet snel maken dat ze wegkomen worden ze verorberd door meneer of mevrouw mol. Wormen bevatten veel eiwitten en bestaan voor ongeveer 80% uit water. Een mol moet dus niet zo veel drinken. Regenwormen worden vaak ook in een soort voorraadkamer bewaard. Om te maken dat ze niet kunnen vluchten worden ze verlamd door het puntje van de neus af te bijten zodat ze niet meer in staat zijn om te graven.
Het gangenstelsel bestaat meestal uit twee permanente verdiepingen. De bovenste verdieping bevindt zich zo’n 10 à 20 cm onder de grond. Daar leeft de mol tijdens de herfst en de winter. Hij eet er ook engerlingen (= larven van meikevers of junikevers) en emelten (= larven van langpootmug). De mol is dus net als de egel een natuurlijke plaagbestrijder, want emelten staan bekend als ‘een plaag voor het gazon’. Lees er nog meer over in ons artikel ‘wat met die dekselse mol!?’.
Al de vleermuizen die in Europa leven eten insecten. Ze zijn trouwens erg belangrijk voor de onderdrukking van plaagsoorten in de landbouw. Wereldwijd werd hun bijdrage becijferd op vele miljarden euro’s per jaar. Als ze wakker worden na hun winterslaap hebben ze net als egels grote honger. Maar soms is het op dat moment nog vrij fris, vooral ’s avonds, en zijn er nog maar weinig nachtactieve insecten. Op dat moment kan je soms vleermuizen overdag zien jagen. Insecten worden meestal al vliegend uit de lucht geplukt, maar vleermuizen kunnen ook al vliegend stil hangen en zo stilzittende kevers, spinnen of nachtvlinders grijpen. Van vleermuizen wordt trouwens ook vaak gedacht dat ze blind zijn. Maar vleermuizen hebben wel degelijk ogen, maar gebruiken ze niet om insecten te lokaliseren. Daarvoor gebruiken ze een andere techniek: echolocatie. Dat is een soort radarsysteem waarbij vleermuizen luid gillen (voor ons gelukkig niet hoorbaar) en door de echo van deze gil kunnen ze zich een beeld vormen van hun omgeving.
Dier gespot?
Soms zie je een plant of dier in je tuin en zou je zo graag weten welke soort het is. Maar begin dan eens te zoeken in veldgidsen of op het internet… Alhoewel dat opzoekwerk wel tof is kan het natuurlijk zijn dat je de bal compleet mis slaat! Maar…. die tijd is voorbij! Er bestaat nu een superhandige gratis app Obsidentify waarmee je soorten kan op naam brengen op een heel eenvoudige manier. ObsIdentify is beschikbaar voor zowel Android als iOS.
Voor de herkenning van soorten heb je wel een internetverbinding nodig. Via deze link leer je hoe eenvoudig het is om deze app te gebruiken.
Meer weten?
Bronnen van onze analyse
Veldgids Europese zoogdieren – Twisk P., van Diepenbeek A. (2020). KNNV Uitgeverij, 392p.
Dave Goulson (2021). Stille aarde. Hoe we de insecten van de ondergang kunnen redden. Atlas contact, 400p.