Citeren als:
An De Schrijver & Jan Mertens (2022). Een vijver voor libellen en amfibieën. Website Biodivers Zorggroen – HOGENT, www.biodiverszorggroen.be en www.biodiverszorggroen.nl.
Heb je een beekje, een zwemvijver of een natuurlijke vijver in je tuin, dan is de kans groot dat er libellen en amfibieën langskomen en er blijven hangen wanneer ze het er fijn vinden. Het zijn prachtige dieren om te zien. En nuttige dieren bovendien! Libellen vangen vliegen en muggen in je tuin, hun larven leven in de vijver en eten er muggenlarven. Ook de larven van salamanders eten muggenlarven. In dit artikel lees je hoe je van je tuin een veilige thuis kan maken voor libellen en amfibieën, door alles te voorzien wat ze nodig hebben om er te overleven.
Daarom moeten we in de eerste plaats kijken door de ogen van libellen en amfibieën om te weten te komen hoe zij hun omgeving ervaren en wat ze nodig hebben aan voedsel, schuilplaats, plekken om zich voort te planten, …. Je leest er alles over in onze artikels ‘kijken door de ogen van libellen‘ en ‘kijken door de ogen van amfibieën‘.
Gebaseerd op deze ecologische kennis distilleerden we zeven basiskwaliteiten om een veilige thuis te maken voor zes soorten amfibieën en een zestiental libellen. Zo’n basiskwaliteit kan je zien als een ‘conditio sine qua non – een noodzakelijke voorwaarde zonder welke iets niet kan geschieden’. Is er niet aan deze basiskwaliteiten voldaan, dan kunnen libellen en amfibieën in een zogenaamde ‘ecologische val’ gelokt worden waarbij je meer kwaad dan goed doet. Aan deze vereisten kan ofwel in de tuin zelf, ofwel in de tuin én zijn ruimere omgeving voldaan zijn. Libellen en amfibieën zijn mobiel en dus niet enkel gebonden aan jouw tuin.
Ook andere soorten zoals dag- en nachtvlinders, wilde bijen en vleermuizen profiteren mee van een tuin voor libellen en amfibieën!
Een tuin voor libellen en amfibieën hoeft geen wildernis te zijn! Het vraagt wel een aangepaste waterpartij, een doordachte keuze aan plantensoorten, het creëren van structuur en een slim beheer van de tuin.
1. Een vijver met voldoende variatie in diepte en hellingsgraad
Libellen en amfibieën hebben water nodig om zich te kunnen voortplanten. Water is dus essentieel. Eitjes worden in water gelegd, en de larven brengen er ook heel hun leven in door, wat van enkele weken tot enkele jaren kan duren. Een kleine vijver kan al voldoende zijn, maar hoe groter de vijver, hoe beter uiteraard. Als je voldoende plaats hebt, maak dan je tuinvijver zo groot mogelijk. Grotere vijvers zijn ook stabieler qua temperatuur en qua waterkwaliteit, en vragen daardoor ook vaak minder onderhoud (zie verder). In een grotere vijver kan je ook meer variatie creëren dan in een kleinere, en hoe meer plaats en hoe meer variatie, hoe meer verschillende soorten libellen en amfibieën en hoe meer exemplaren van elke soort je een thuis kan geven. Voor grotere vijvers kan het wel zijn dat je een vergunning nodig hebt.
Met variatie bedoelen we vooral variatie in diepte en hellingsgraad van de oevers. Dat bepaal je al bij de aanleg van de vijver. In de diepere delen van de vijver kunnen ondergedoken waterplanten groeien, in de ondiepere delen plant je andere soorten die enkel met hun wortels in de vijver groeien (zie verder). Amfibieën houden van warmte, daarom is het aangeraden om de meest zonnige oever, langs de noord- en westzijde, een lichte helling mee te geven en daar ook het ondieper stuk van de vijver te plaatsen. Daar krijg je dan water dat in het voorjaar sneller opwarmt, wat ideaal is voor de ontwikkeling van jonge larven. De diepere delen kan je langs het zuiden en het oosten oriënteren. Die kunnen eventueel steilere hellingen hebben. Diepere delen van de vijver blijven langer koel, wat goed is op hete zomerdagen. Door te variëren in hellingsgraad van de oevers krijg je ook weer een gevarieerd biotoop waar verschillende soorten hun plek vinden.
Hoe diep de vijver dan best moet zijn? We adviseren om minstens een diepte van één meter te graven, iets dieper is eigenlijk nog beter (anderhalve meter), zeker voor grote vijvers. Zo is er zeker geen gevaar dat de vijver dichtvriest (alhoewel dat met de warmere winters in de toekomst nog weinig waarschijnlijk is, maar ja het kan af en toe wel nog eens gebeuren). Bruine en groene kikkers en soms ook gewone pad en salamanders zullen dan kunnen overwinteren op de bodem van de vijver zonder het risico te sterven doordat de vijver dichtvriest. In diepere vijvers is er ook geen gevaar voor oververhitting in de zomer en is er gewoon ook meer plaats voor tal van andere organismen.
Meer concrete informatie over het aanleggen van een ecologische tuinvijver vind je op de website van natuurpunt via deze link.
2. Een vijver met mooie inheemse water- en oeverplanten
In de ideale vijver voor libellen en amfibieën zijn er stukken mét en stukken zonder waterplanten. Open water is belangrijk voor libellen die rechtstreeks hun eitjes in het water afleggen. Ondergedoken waterplanten zijn dan weer belangrijk voor libellenlarven om zich in te verschuilen. Salamanders vouwen hun eitjes in ondergedoken waterplanten (zie ons artikel ‘van piepklein eitje tot salamander, kikker of pad‘), en hun larven kunnen er een schuilplek vinden. Op drijvende waterplanten of in de oeverzone kunnen libellen en amfibieën zonnen en op zoek gaan naar insecten. Drijvende waterplanten zorgen ook voor wat extra schaduw op hete dagen, maar mogen zeker niet gaan domineren, want anders krijgen ondergedoken waterplanten geen kansen meer.
Ondergedoken waterplanten zoals aarvederkruid, verschillende soorten fonteinkruid, grof hoornblad, waterviolier en waterranonkel zorgen bovendien voor opname van nutriënten, wat het water helpt helder te houden. Algenbloei wordt voorkomen. Dat is belangrijk voor larven, omdat ze jagen op het zicht. Waterplanten brengen bovendien extra zuurstof in het water. Ze nemen CO2 op tijdens hun fotosynthese, en geven zuurstof af waardoor het water leefbaarder wordt voor allerlei waterdiertjes.
De aanwezigheid van plantensoorten rond de vijver (= oevervegetatie) is eveneens erg belangrijk voor libellen. Verschillende libellensoorten leggen hun eitjes in water- of oeverplanten en oeverplanten zijn eveneens nodig voor het uitsluipen van larve tot libel. Tijdens de paring en het afleggen van hun eitjes zijn libellen voornamelijk langs het water te vinden. Maar vlak nadat ze zijn uitgeslopen verkiezen ze liever andere plekken in de tuin. Dan verblijven ze vooral op zonnige en windluwe plekjes in de tuin waar ze ongestoord kunnen jagen op insecten. Lees hier nog meer over in ons artikel ‘kijken door de ogen van libellen‘.
We maakten lijstjes van onze favoriete oever- en waterplanten. We kiezen hier enkel voor (neo-)inheemse soorten en zeker niet voor exotische soorten zoals grote waternavel, waterteunisbloem, parelvederkruid of watercrassula. Deze groeien heel erg sterk en vormen in Vlaanderen al in meerdere vijvers een groot probleem voor de inheemse flora. Lees er meer over in onze artikels ‘exoten en biodiversiteit‘ en ‘kunnen exoten in een biodiverse tuin?‘
Onze lijsten met favoriete soorten kan je vinden via deze links: ‘onze favoriete planten voor in en rond de vijver‘.
Toffe vijverplanten voor in jouw tuin!
Klik op de afbeelding voor meer informatie.
3. Zorg voor voldoende schuilplekken voor amfibieën om te overwinteren en zich overdag te verstoppen
Heel wat amfibieënsoorten blijven niet zo lang in het water. Ze brengen een groot deel van hun leven aan land door. Ze hebben dan ook plekjes nodig in de tuin waar ze kunnen onder schuilen, en ook plekken om te overwinteren. In tegenstelling tot wat vaak geschreven wordt hoef je daarom geen rommelige tuin te hebben! Ze verstoppen zich graag in de vaste plantenborder (en die kan keurig en strak zijn), onder een composthoop of compostbak, onder hagen en struiken, onder je houtstapel, …. Daar vinden ze ook insecten, slakken en wormen.
4. Zorg voor structuur in de tuin, en zo voor variatie in microklimaat
Een afwisseling van lage (kort gras), middelhoge (langer gras, bloemenweide of vaste plantenborder), hogere (struiken, hagen en houtkanten) en hoge (bomen) biotopen creëert structuur en zo ook afwisseling in microklimaat: plekjes in de zon, plekjes in de halfschaduw en plekjes in de schaduw. Ideaal voor libellen om zich desgewenst op te warmen tijdens de ochtend of af te koelen op te warme dagen. Hoge planten zijn ook belangrijk voor juffers om te gebruiken als uitvalsbasis om te jagen. Al deze biotopen leveren meteen ook nectar- en waardplanten voor bijvoorbeeld zweefvliegen en wilde bijen waar libellen kunnen op jagen.
Ook langs het water kan een diversiteit aan plantensoorten zorgen voor meer structuur, en dus ook voor meer variatie in microklimaten. Hoe meer plantensoorten, hoe meer kans er is dat er geschikte soorten tussen staan voor het afleggen van eitjes. De meeste van deze soorten trekken nog ander insectenleven aan, zoals zweefvliegen en wilde bijen. Zij zijn dan weer interessante voeding voor grotere libellen.
5. Zorg voor voedsel
Voedsel voor amfibieën en libellen en voor onze larven is natuurlijk ook belangrijk. Maar dat hoef jij zeker niet te kopen in de dierenwinkel! Libellen eten insecten, amfibieën peuzelen slakken, insecten en wormen. Ze eten allerlei soorten diertjes die in hun bek passen. Dat voedsel komt helemaal vanzelf als je een biodiverse tuin hebt. Een tuin met een variatie aan biotopen zoals een vaste plantenborder, een bloemrijk graslandje, een haag of een boom worden insecten vanzelf aangetrokken en is de tafel mooi geserveerd voor kikkers, padden, salamanders en libellen. Ook in het waterbiotoop komen waterkevers, libellenlarven, schrijvertjes en schaatsenrijders helemaal vanzelf. Een beetje geduld is nodig, maar komen zullen ze!
De variatie aan structuur en aan biotopen zorgen voor een groter insectenleven in de tuin. Ideaal voor libellen om op te jagen. Dat bespraken we al in Basiskwaliteit 4.
6. Beheer de vijver en de oeverzone libel- en amfibievriendelijk
- Laat je zeker niet verleiden tot het toevoegen van allerhande chemische producten. Die zijn vaak duur en niet milieu- en diervriendelijk. Het eerste jaar nadat een vijver wordt aangelegd zoekt alles in en rond de vijver naar een evenwicht. Ook het water zelf. Het is dan ook normaal dat er tijdens die periode vaak algenbloei optreedt. De planten zullen hun werk doen, maar een beetje geduld is soms wel nodig. In dat eerste jaar is de plantenontwikkeling nog niet optimaal en opname van nutriënten is nog beperkt. Zorg zeker voor voldoende water- en oeverplanten.
- Heb je een zwemvijver met filterzone, zorg dan dat de filterzone permanent onder water staat. Als het water wegzakt en de bodem daar aeroob wordt, krijg je een flush van nutriënten die in het water terecht komt en zorgt voor zweefalgen of draadalgen.
- Bladeren die in de vijver vallen kan je best verwijderen. Zorg ook dat de vijver niet volledig dichtgroeit. Zeker juffers houden van open water om te kunnen jagen. En veel planten zorgen ook voor meer dood organisch materiaal op de bodem dat weer kan afbreken en voor extra nutriënten zorgen.
- Te nutriëntenrijk water kan je herkennen aan algengroei – als je water groen wordt (een groene soep), zijn er te veel nutriënten. Dan kan het nodig zijn om te ruimen. Ruimen houdt in dat je overtollige slibafzetting en plantenmateriaal verwijdert. Dat doe je ook best gefaseerd en op het moment dat er het minste waterleven is, van half oktober tot half november. De meeste dieren hebben dan het water verlaten en als ze er toch nog zijn zijn ze nog actief genoeg om te kunnen vluchten. Het geruimde materiaal laat je dan ook best nog een drietal dagen op de oever liggen om de dieren erin de kans te geven om te ontsnappen.
- Afgestorven plantenstengels in het water of op de oever laat je zeker staan tot het volgend voorjaar. In dode plantenstengels overwinteren heel wat toffe organismen.
Afbeeldingen over beheer van de vijver
Klik op de afbeelding voor meer informatie.
7. LAAT DE VIJVER MET RUST – ZET GEEN DIEREN UIT!
Plaats zeker geen vissen in je vijver! Vissen eten larven van amfibieën en van libellen op, en dat is nogal sneu in een amfibievriendelijke tuin! Amfibieën hoef je zeker ook niet uit te zetten. Die komen namelijk helemaal vanzelf en op het juiste moment, tenminste als je tuin niet volledig ommuurd is (in een stadstuin is dat dus moeilijker dan in een tuin op het platte landplatteland). Maar als er andere vijvers in de buurt liggen kan het echt wel snel gaan. Kleine watersalamander en alpenwatersalamander zijn de eerste amfibieën die je kan verwachten, en dat kan al direct in het voorjaar na aanleg van je vijver zijn. Twee prachtige soorten met een oranje buik.
In kleine stadstuinen zonder connectie met ander tuinen of parken kan je best niet te veel hopen op amfibieën in de tuin. Maar ga dan wel zeker geen inheemse of uitheemse amfibieën zelf vangen of in de dierenwinkel kopen! Inheemse soorten vangen en uitzetten is eerst en vooral verboden, maar het zou ook schadelijk zijn voor de dieren zelf. Een kleine stadstuin kan geen volledig geschikt biotoop vormen voor stabiele populaties. Zelfs al voorzie je alle noodzakelijke hulpbronnen, de dieren zouden er maar opgesloten zitten en je stimuleert ook inteelt. Uitwisseling van genetisch materiaal tussen populaties houdt een soort immers gezond, en dat zou in dit geval dus zeker niet het geval zijn. Het aankopen van uitheemse soorten in de dierenwinkel heeft in het verleden al voor heel wat problemen gezorgd. Deze soorten kunnen ontsnappen uit je tuin en de inheemse soorten bedreigen. Ook zijn ze soms dragers van schimmels of bacteriën waar ze zelf geen last van blijken te hebben, maar waar inheemse soorten het loodje van kunnen leggen.
Soms moet je sowieso wel wat meer geduld uitoefenen om de eerste salamanders, padden en kikkers te zien. Maar ondertussen komen er al andere toffe soorten helemaal vanzelf naar je vijver, zoals libellen en juffers, watertorren, schrijvertjes, schaatsenrijders, … je zal ogen te kort komen!