Bibliotheek

Less is more – biodiversiteit floreert bij minder voedingsstoffen

24 maart 2022

Citeren als:

An De Schrijver & Jan Mertens (2022). Less is more – biodiversiteit floreert bij minder voedingsstoffen. Website Biodivers Zorggroen HOGENT, www.biodiverszorggroen.be en www.biodiverszorggroen.nl

Alle planten hebben voedingsstoffen zoals stikstof en fosfor nodig om te kunnen groeien. Maar trop is teveel, en zeker voor de biodiversiteit. De meeste natuurlijke biotopen met hoge biodiversiteit zijn immers van nature (vrij) arm aan voedingsstoffen. In dit artikel leggen we uit waarom vermesting niet goed is voor de natuur, maar niet voor sommige biotopen in je tuin.

 

De meest diverse biotopen zijn arm aan voedingsstoffen. Elke plantensoort heeft zijn eigen truc om toch aan voldoende voedingsstoffen te geraken. Zo zal Ratelaar – de gele bloemen op de foto – voedingsstoffen aftappen van andere soorten zoals grassen. Orchideeën (een van de roze plantensoorten op de foto) werken samen met mycorrhizae (= schimmelsoorten) om aan voldoende voedingsstoffen te geraken – Afbeelding via Pixabay

Stikstof is een essentiële bouwstof van eiwitten en van het DNA van de plant, en fosfor is belangrijk om aan fotosynthese te doen. Het bemesten met deze voedingsstoffen is in de moestuin of serre dan ook belangrijk voor de optimale groei van groenten en kruiden. Ook landbouwers moeten bemesten om een voldoende grote opbrengst te hebben.

Maar voor biotopen zoals bloemrijke graslanden, heide en bossen zijn te veel van deze voedingsstoffen nadelig voor de diversiteit. Weinig voedingsstoffen vormt daar de garantie voor een hoge diversiteit aan plantensoorten, en daardoor ook aan allerlei geassocieerde fauna die hiervan afhankelijk zijn.

 

 

Elke plantensoort heeft evolutionair zijn eigen trucje bedacht om toch aan noodzakelijke voedingsstoffen te geraken, ook wanneer er weinig beschikbaar zijn in de bodem. Sommige plantensoorten zoals rode en witte klaver halen stikstof uit de lucht. Andere soorten zoals ratelaar stelen voedingsstoffen door deze af te tappen van de wortels van andere plantensoorten. Nog andere soorten scheiden zuren of enzymen af waardoor voedingsstoffen die in de bodem zitten makkelijker beschikbaar komen, of werken samen met schimmels die het werk voor hen doen. Het geheel aan trucjes maakt dat vele plantensoorten kunnen samenleven en de diversiteit hoog is. Elke soort vond dankzij zijn eigen specialisatie zijn eigen plekje in het biotoop.

De natuur heeft zo een hele toolbox om te overleven bij weinig voedingsstoffen. Maar deze trukendoos eist zijn tol wanneer door bemesting meer voeding in de bodem komt. Onderzoek toont aan dat de meeste wilde plantensoorten bij bemesting wel wat sneller kunnen groeien en dus wat forser worden, maar toch niet op kunnen tegen andere soorten (meestal grasachtigen) die dan nog sneller kunnen groeien. Deze laatste soorten kunnen niet overleven wanneer er voedselschaarste is, maar zijn de winnaars wanneer er overmaat is. Ze produceren zoveel biomassa en daardoor ook zo veel schaduw waardoor andere soorten niet meer voldoende licht krijgen om te overleven. Zo concurreren ze andere soorten weg. Wat bij voedselschaarste een strijd was voor nutriënten, wordt bij voedselovermaat een strijd voor licht. En de snelle groeiers winnen.

En dat is precies ook wat er gebeurt als je bijvoorbeeld een bloemenweide in je tuin bemest. Snelgroeiende grassoorten zullen sneller groeien en forser worden dan de kruiden, waardoor het aantal plantensoorten vermindert en de bloemrijke bloemenweide verandert in een minder biodiverse grasweide.

In Vlaanderen hangen er bovendien veel stikstofgassen in de lucht, uitgestoten door voornamelijk landbouw, maar ook door het verkeer en de industrie. En dit stikstof komt (deels) in de natuur terecht. In ons artikel ‘Van waar komt toch al dat stikstof?‘ leggen we uit hoe dat werkt.

De schade van stikstof aan de natuur is niet voor iedereen goed zichtbaar. Maar als je kijkt naar dagvlinders zie je duidelijk negatieve effecten. Sinds 1992 zijn de aantallen dagvlinders, over alle soorten gerekend, met de helft afgenomen. Stikstoftolerante soorten doen het goed, stikstofgevoelige soorten doen het bijzonder slecht.

Michiel Wallis de Vries - De vlinderstichting Nederland

De hoge input van stikstof in natuurgebieden heeft niet enkel voor plantensoorten gevolgen. Ook de diersoorten die afhankelijk zijn van deze planten, bijvoorbeeld als waardplant of als voedselplant, krijgen het moeilijk. In ons artikel over waardplanten lees je hier meer over. Verdwijnen waardplanten door te veel stikstof, dan verdwijnen ook de vlindersoorten die afhankelijk zijn van deze planten. De Nederlandse Vlinderstichting volgt al jaren de effecten op van stikstof op vlinders. De stikstofgevoelige soorten doen het bijzonder slecht: meer dan de helft van de soorten neemt in aantal af. Het zijn vooral vlindersoorten van voedselarme tot matig voedselrijke biotopen die het erg slecht doen. In dit artikeltje lees je er meer over.

Deze prachtige Grote parelmoervlinder is uitgestorven in Vlaanderen. De soort leeft biotopen die in Vlaanderen erg zeldzaam geworden zijn, zoals droge heischrale graslanden, blauwgraslanden en kalkgraslanden. De restanten van deze biotopen hebben te lijden van hoge input van stiksot. Foto Jeroen Mentens via VILDA

Te veel stikstof zorgt niet enkel voor vermesting, maar ook voor verzuring van de bodem. Dat legt nog meer druk op planten- en diersoorten. Wat in te zure bodems komt aluminium vrij, dat toxisch is voor een heel pallet aan organismen. Lees er meer over in ons artikeltje over bodemverzuring.

Vorige Volgende