Citeren als:

An De Schrijver & Jan Mertens (2022). Weg met de versnipperaar! Website Biodivers Zorggroen HOGENT, www.biodiverszorggroen.be en www.biodiverszorggroen.nl

De meeste van onze natuurgebieden zijn klein en liggen ver van elkaar, in een voor natuur erg onvriendelijk landschap van intensieve landbouw, wegen en bebouwing. Dat maakt de natuur in Vlaanderen erg kwetsbaar. Lees er meer over in ons artikel ‘Natuur in de versnipperaar’. Om de biodiversiteit te helpen is het essentieel dat verbindingen gemaakt worden tussen kleine natuurgebieden om zo migratie, verbreiding en genetische uitwisseling tussen populaties van soorten mogelijk te maken.

 

Ecotunnel
Een spectaculair zicht, een ecoduct boven de E19 die het Nationaal Park de Hoge Kempen in twee snijdt. De ecoduct is zo ontworpen dat het biotoop doorloopt op de brug. Het is dus niet zomaar een betonnen brug, maar een heus biotoop dat toelaat om te migreren van de ene kant naar de andere kant van de weg! Foto Yves Adams via Vildaphoto

Ontsnipperen: plannen in Vlaanderen

Ook in het kader van klimaatverandering is het creëren van verbindingen belangrijk. Lees er meer over in ons artikel over ‘Klimaatverandering en biodiversiteit‘. Ontsnippering van versnipperde natuur kan op vele manieren gebeuren maar vraagt bijkomende inspanningen van het beleid om verschillende actoren binnen de maatschappij aan te sporen tot actie: zowel de overheid, steden en gemeenten, landbouwers en burgers kunnen hun steentje bijdragen.

De Vlaamse Regering sprak af dat tegen 2040 in Vlaanderen geen extra open ruimte meer mag worden aangesneden. Dan zou de versnippering in Vlaanderen moeten tegengaan. Maar 2040 is nog ver weg, en ondertussen verdwijnt er wel elke dag nog 7 ha open ruimte voor bebouwing. In september 2020 ondertekenden de minister van Mobiliteit en Openbare Werken en de minister van Omgeving ook het protocolakkoord voor het Vlaams Actieplan Ecologische Ontsnippering (VAPEO). Met dit ontsnipperingsplan zal de Vlaamse Regering de komende vijf jaar 10 miljoen euro spenderen aan het verbinden van natuurgebieden, door de aanleg van technische maatregelen zoals ecoducten en ecotunnels. Dat is alvast een mooi begin. Maar ook landbouwers, steden en gemeenten, en burgers kunnen een belangrijke rol spelen in het ontsnipperen van het landschap. Het leggen van verbindingen tussen stukken natuur kan naast de voorziene natuurtechnische maatregelen ook door het verbeteren van de kwaliteit van het tussenliggende bebouwd en landbouwgebied.

Natuurtechnische maatregelen om versnippering tegen te gaan

Door natuurtechnische maatregelen zoals de aanleg van ecoducten of ecotunnels kunnen verbindingen gemaakt worden tussen natuurgebieden die doorsneden worden met wegen. Ecoducten zijn begroeide viaducten die dienen als oversteekplaats voor bijvoorbeeld zoogdieren. Ecotunnels zoals een amfibieëntunnel zijn tunnels onder een autoweg of spoorweg die specifiek bedoeld is voor kikkers, padden, en salamanders. Ze zorgen ervoor dat de dieren hun jaarlijkse verplaatsingen van en naar hun voortplantingspoelen (= paddentrek) kunnen maken.

Ecotunnel
Langs deze ecotunnel kunnen padden en andere amfibieën en kleine zoogdieren veilig van de ene kant van de straat naar de andere kant trekken. De padden worden via een slimme inrichting van het landschap richting de tunnel geloodst. Foto Yves Adams via VILDA

Verbindingen tussen natuur doorheen het landbouwgebied

Sinds 1950 is door schaalvergroting en specialisatie en een gebrek aan landschapszorg de natuurkwaliteit van het landbouwgebied in Vlaanderen in sterke mate verminderd. De sterke specialisatie in intensieve veeteelt zorgt in grote delen van Vlaanderen voor monotone landschappen met weinig diversiteit in gewassen. Grachten werden gedempt, hagen en houtkanten werden gekapt. De kwaliteit van het tussenliggende landschap werd daardoor minder geschikt voor planten, insecten en vogels en  verbindingen tussen natuurgebieden werden verwijderd. + link naar stukje over landbouw

Het creëren van verbindingen tussen natuurgebieden moet dus niet enkel focussen op het leggen van natuurtechnische verbindingen, maar eveneens op het minder intensief maken van ons landbouwlandschap zodat soorten de kans krijgen om te migreren tussen natuurgebieden. Voorbeelden hiervan zijn het aanleggen van bloemenranden of minder intensief beheerde (zonder bemesting en gebruik van herbiciden en pesticiden) grasstroken in een akkerlandschap.

De aanleg van bloemenstroken (hier met veel margrieten) creëren corridors voor allerlei insecten doorheen een landschap waar voor de rest maar weinig voedsel in de vorm van nectar en stuifmeel te vinden is. Het is essentieel voor insecten, én het is ook landschappelijk erg aantrekkelijk. Landbouwers kunnen vergoed worden voor de aanleg van deze stroken via het systeem van beheerovereenkomsten. Foto Yves Adams via VILDA

Ook de aanleg van houtkanten is een meerwaarde voor de landschapskwaliteit en geeft mogelijkheden tot migratie van soorten die meer aan een bosklimaat gebonden zijn. Hagen en houtkanten werden historisch door landbouwers gebruikt als veekering. Door de uitvinding van de prikkeldraad, het intensiveren van de landbouwpraktijk en het opkomen van andere energiebronnen dan hout werden hagen vaak verwijderd. Nochtans kunnen hagen en houtkanten een meerwaarde betekenen ook voor landbouwers, zeker in het kader van klimaatverandering en duurzame energieproductie.

Om de biodiversiteit van het landbouwlandschap te verbeteren ontwierp de Vlaamse overheid het systeem van beheerovereenkomsten. Een beheerovereenkomst is een vrijwillige vijfjarige overeenkomst met de Vlaamse Landmaatschappij (VLM) waarbij landbouwers een jaarlijkse vergoeding krijgen om extra inspanningen te doen voor de biodiversiteit in Vlaanderen. Landbouwers kunnen bijvoorbeeld een beheerovereenkomst sluiten voor de aanleg en het onderhoud van bloemenstroken of de aanleg van een houtkant.

Verbindingen tussen natuur doorheen de stad

Zonder ingrijpende verandering in het ruimtelijk beleid is Vlaanderen op weg om tegen 2050 bebouwd te zijn tot één grote metropool, met natuurgebieden die gevangen zitten tussen intensieve landbouw en sterk verstedelijkte zones. In verstedelijkte regio’s kan het omtoveren van tuinen in ‘mini-natuurgebiedjes’ stapsteentjes vormen voor soorten doorheen de stad migreren. Lees er meer over in ons artikel ‘Waarom zijn tuinen belangrijk voor de biodiversiteit?‘. Tuinen beslaan ongeveer 12% van het Vlaamse grondgebied, wat een grotere oppervlakte is dan dat van beheerde natuurgebieden. Tuinen bieden daarom een belangrijk strategisch natuurpotentieel, als natuurverbindingsgebieden of als leefgebied van soorten. In natuurvriendelijke aangelegde en beheerde tuinen kan immers een opmerkelijke hoeveelheid aan biodiversiteit aanwezig zijn. Lees er ook meer over in ons artikel ‘Een biodiverse tuin hoeft geen wildernis te zijn‘.

Vorige Volgende