Citeren als:
Jan Mertens & An De Schrijver (2022). Stappenplan naar een biodiverse tuin. Website Biodivers Zorggroen HOGENT, www.biodiverszorggroen.be en www.biodiverszorggroen.nl
Om een biodiverse tuin te creëren hoef je van je tuin geen wildernis te maken. Je kan perfect een keurige, goed onderhouden en zelfs strakke, biodiverse tuin hebben die voldoet aan de zes basiskwaliteiten zoals in dit artikel beschreven worden.
Een tuin hoeft zeker ook geen topnatuurreservaat te zijn om bij te dragen aan de biodiversiteit. Vaak zal het zelfs niet mogelijk zijn om topnatuur te ontwikkelen. Daarvoor zijn tuinen meestal te klein en vervult een tuin ook nog te veel andere functies dan een natuurgebied. Een tuin moet bijvoorbeeld mooi zijn (volgens de normen van de eigenaars wel te verstaan) en wordt gebruikt om te genieten, te spelen en samen te eten. Al die activiteiten hebben mogelijks ook een negatief effect op de aanwezige biodiversiteit.
Toch kan je tuin dus een meerwaarde betekenen voor de biodiversiteit. Hoe meer van de zes onderstaande basiskwaliteiten je nastreeft in je tuin, hoe beter! We hebben elke vierkante meter nodig om de achteruitgang van de biodiversiteit in Vlaanderen (en de wereld) te stoppen. De ruimte die onze tuinen innemen en de “productie” die zij leveren, moeten we kunnen delen met andere organismen.
1. Vergroot je tuin door
- verharding uit te breken (vb. een deel van het terras)
- weinig biodiverse elementen om te vormen (bv van gazon naar bloemenweide, van border met exoten naar (neo)inheemse border,…)
- gevelgroen te planten
- een groendak aan te leggen
- kijk ook eens over de haag: de tuin is een deel van het omliggende landschap. Probeer verbinding te maken met andere tuinen of groene ruimtes in de buurt
2. Creëer diversiteit en gelaagdheid in structuur
- zorg voor zowel lage begroeiing, struiken én als het kan één of meerdere bomen of een waterelement
- bij de aanleg van een tuin: vertrek van reeds bestaande biodiversiteit – geen tabula rasa! Staan er al struiken of bomen, bekijk dan hoe je die kan integreren in je ontwerp
3. Bewaar en stimuleer milieukwaliteit
- gebruik geen pesticiden
- bemest niet (enkel daar waar nodig zoals bijvoorbeeld in de moestuin)
- bewaar variatie in milieucondities (nat naar droog, licht naar schaduw – met licht bedoelen we geen kunstlicht, maar een plek zonder schaduw van bv bomen)
- wees voorzichtig met het plaatsen van verlichting in je tuin. Het verstoort de nachtelijke biodiversiteit
4. Zet de juiste plant op de juiste plaats, dan heeft die het minste zorg en beheer nodig.
- zorg voor een diversiteit aan plantensoorten (als “basislaag” voor het ecosysteem)
- kies voor (neo)inheemse soorten of goede cultivars van (neo)inheemse soorten
- heb aandacht voor waardplanten van insectensoorten
- kijk door de ogen van dieren die in je tuin vertoeven, en vermijd zo ecologische vallen
- plantensoorten die in de omgeving onder druk staan kunnen vaak een duwtje in de rug gebruiken, maar het aanplanten van echt zeldzame plantensoorten is in de meeste tuinen niet realistisch
5. Sommige biotopen in de tuin hebben beheer nodig, andere laat je best met rust
- een struweel en een bosbiotoop laat je best zoveel mogelijk met rust
- een (biodivers) gazon, een bloemrijk graslandje (bloemenweide) en een plantenborder hebben wel wat beheer nodig. Ook in de natuur hebben graslanden en heide menselijk of dierlijk (vb. door grazers) beheer nodig om te kunnen blijven bestaan
6. Tijd brengt biodiversiteit
- biotopen hebben tijd nodig om zich te ontwikkelen – wees dus geduldig en laat de natuur ook voldoende met rust, zo geef je de kans aan de geassocieerde biodiversiteit om ongestoord langs te komen en zich te vestigen