Citeren als:
An De Schrijver, Ellen De Vrieze, Stephanie Schelfhout, Jorunn Dieleman & Jan Mertens (2022). Inheems zaadmengsel of carnavalmengsel voor bloemrijk grasland in de tuin? Website Biodivers Zorggroen HOGENT, www.biodiverszorggroen.be of www.biodiverszorggroen.nl, 3p.
Voor het aanleggen van bloemrijke graslanden (ook bloemenweides genoemd in de tuinsfeer) zijn allerlei zaadmengsels te koop. Handelaars kiezen vaak voor mengsels met uitheemse soorten uit o.a. Amerika, Afrika en Azië. Ecologen noemen dit ‘carnavalmengsels’ omdat het ene mengsel nog kleurrijker is dan het andere en ze weinig zouden bijdragen aan de biodiversiteit. Ze worden echter allemaal gepromoot als zowel ‘mooi voor de mens’ als ‘goed voor de biodiversiteit’.
Maar vinden we uitheemse soorten mooi en inheemse soorten niet? En zijn uitheemse soorten echt goed voor de biodiversiteit? In dit artikeltje proberen we een antwoord te geven op deze twee interessante vragen.
1. Vinden we carnavalmengsels mooier?
We namen de proef op de som!
In het kader van het vak ecologie kregen in 2020 en 2021 463 eerstejaarsstudenten agro- en biotechnologie aan HOGENT een enquête voorgeschoteld. De meeste studenten hebben bij aanvang van hun studie een heel beperkte plantenkennis. In de enquête kregen ze een foto van een bloemenmengsel met o.a. uitheemse soorten te zien, en een bloemenmengsel met enkel inheemse soorten. Voor zowel het uitheemse als het inheemse mengsel werden de foto’s willekeurig gekozen uit een set van vijf foto’s, zodat niet alle studenten dezelfde foto te zien kregen. Elke foto kon beoordeeld worden als ‘mooi’, ‘neutraal’ of ‘niet mooi’.
Het esthetische aspect blijkt uit onze bevraging geen reden te zijn om te kiezen voor mengsels met uitheemse soorten. Er bleken immers geen grote verschillen te bespeuren in beoordeling van beide zaadmengsels. Het inheemse mengsel werd zelfs door iets meer studenten mooi gevonden. Bovendien gaf 74% van de studenten aan in eigen tuin zelf te zullen kiezen voor inheemse zaadmengsels, omwille van hun belang voor de biodiversiteit (12% van de studenten gaf aan geen mening te hebben, 13% te kiezen voor uitheemse mengsels).
2. Wat is de waarde voor de biodiversiteit?
Om deze vraag te beantwoorden bekeken we twee studies.
Biodiversiteitspotentieel van inheemse versus uitheemse soorten
Een eerste literatuurstudie van Maarten Immerzeel, student aan de Nederlandse hogeschool Van Hall Larenstein, onderzocht wat het biodiversiteitspotentieel is van inheemse plantensoorten, archeofyten (soorten die hier al van voor 1500 voorkomen), ingeburgerde en uitheemse plantensoorten. Met biodiversiteitspotenteel van een plantensoort wordt het aantal plantparasieten en wilde bijen bedoeld die ervan afhankelijk zijn. Er blijken significant meer plantparasieten en meer solitaire bijen voor te komen op inheemse plantensoorten dan op uitheemse soorten. Hoe langer een plant in Nederland aanwezig is, hoe meer soorten er afhankelijk van zijn, en dus hoe hoger het biodiversiteitspotentieel.
Een plantparasiet klinkt op het eerste zicht iets slechts, maar dat is het helemaal niet. Plantparasieten zijn allerlei kleine beestjes die afhankelijk zijn van planten voor hun overleven. Ze brengen daarbij schade aan planten (kleine gangetjes of gallen), maar dat is erg beperkt – de plant ziet er in een gezond ecosysteem niet van af. Plantparasieten maken deel uit van een gezond en complex voedselweb van eten en gegeten worden. De plantparasieten zijn voedsel voor tal van andere insecten en vogels.
Wat zijn plantparasietenDat zijn kleine beestjes die planten gebruiken als voedsel. Bladmineerders bijvoorbeeld, kleinere soorten kevers, vliegen, bladwespen en vlinders waarvan de larven kleine gangetjes (of mijnen) maken tussen de boven- en de onderkant van de plant - daar eten ze het bladweefsel op. De plant wordt daar een beetje door beschadigd, maar dat is meestal helemaal niet erg. Een tweede voorbeeld van plantparasieten zijn bijvoorbeeld galwespen die een eitje in een blad leggen, waarop de plant reageert door een gal te produceren. Een gal is een soort abnormale groei van weefsel. Plantparasieten zijn een belangrijk onderdeel van een biodiverse tuin. Ze zijn voedsel voor andere organismen.
Bloembezoeken bij inheemse versus uitheemse soorten
Naast deze literatuurstudie werd nog een andere interessant veldexperiment uitgevoerd in de tuinen van Wisley in Zuid-Engeland. Er werden proefveldjes met drie plantensamenstellingen ingezaaid: (i) enkel voor Groot-Brittannië inheemse soorten, (ii) soorten van het noordelijk halfrond die niet inheems zijn in Groot-Brittanië en (iii) uitheemse soorten van het zuidelijk halfrond. We pikken er hier de vergelijking uit tussen de proefvlakjes met inheemse en uitheemse soorten.
Een eerste belangrijke conclusie van deze studie was dat hoe meer bloemen er voorkwamen, hoe meer de proefveldjes bezocht werden door bloembezoekers. Bloembezoekers zijn allerlei soorten die de bloemen bezoeken op zoek naar nectar of stuifmeel. Dat kunnen hommels, solitaire bijen, honingbijen, zweefvliegen, kevers en tal van andere soorten zijn. In de proefvlakjes met inheemse soorten werden in totaal veel meer bloembezoekers geteld dan in de proefvlakjes met uitheemse soorten. De verschillen tussen inheemse en uitheemse mengsels zijn aanzienlijk in de maanden mei en juni, en worden kleiner in de nazomer (augustus en september). In september bleek het uitheemse mengsel in de meeste jaren zelfs iets meer bezocht te worden dan het inheemse mengsel.
Er was verschil tussen verschillende groepen bloembezoekers: zweefvliegen en hommels met korte tong bleken een duidelijke voorkeur te hebben voor inheemse soorten, terwijl hommels met lange tong en solitaire bijen geen duidelijke voorkeur bleken te hebben tussen inheemse of uitheemse bloemenmengsels.
3. Conclusie
Samengevat kunnen uitheemse zaadmengsels dus vaak ook vrij goed scoren in het aantrekken van bloembezoekers omwille van hun nectar en late bloei, maar zijn ze niet geschikt om te zorgen voor het nageslacht en dus het duurzaam in stand houden van al deze faunasoorten.
Heel wat wilde bijensoorten, zeldzamere dagvlinders, nachtvlinders, kevers en mijten maken op verschillende manieren gebruik van delen van de planten in je tuin. Deze planten zijn hun waardplanten, en ze zijn dit al gedurende vele duizenden jaren. Dergelijke relaties tussen planten en dieren bestaan (nog) niet met uitheemse soorten, waardoor deze voor het duurzaam voortbestaan van al deze dieren veel minder waarde hebben.
Vaak horen we dan: maar we willen net geen insecten in onze tuin! In een biodiverse tuin dragen ze echter allemaal bij tot een goed evenwicht, waardoor plagen en ziektes vermeden worden, gewassen beter bestoven worden en er meer voedsel is voor allerlei soorten vogels en zoogdieren. Zonder insecten dus meer last van bladluizen, minder frambozen en aardbeien en minder vogels in de tuin. Hoe meer insecten in de tuin, hoe minder last je zal hebben van de ‘vervelende’ onder hen.
Een extra reden om voor inheemse mengsels te kiezen is dat uitheemse plantensoorten ook invasief kunnen worden. Een veel gebruikte soort in zaadmengsels, Cosmos (Cosmea bipinnatus Cav.), een soort uit centraal Amerika, werd al gerapporteerd zich invasief te gedragen buiten zijn gebied van herkomst. Voor biodiverse tuinen raden we aan om te werken binnen het zogenaamde ‘voorzichtigheidsbeginsel’, en vooral te werken met inheemse zaadmengsels om zo potentieel invasieve soorten te vermijden. Lees hierover meer in de artikeltjes over ‘invasieve exoten en biodiversiteit‘ en ‘kunnen exoten in een biodiverse tuin‘. Er zijn al heel wat van deze mengsels op de markt en online verkrijgbaar via www.ecoflora.be en www.cruydthoeck.nl.