Bibliotheek

Een zak potgrond bevat turf van duizenden jaren oud

17 april 2022

Citeren als:

An De Schrijver & Jan Mertens (2022). Een zak potgrond bevat turf van duizenden jaren oud. Website Biodivers Zorggroen HOGENT, www.biodiverszorggroen.be en www.biodiverszorggroen.nl.

De meeste soorten potgrond bestaan voornamelijk uit turf. Op de verpakking wordt dit vaak ook veen genoemd, of krijgt dit benamingen als turfstrooisel, zwartveen, witveen, enz. Het gaat hier telkens om turf.

Turf is een geweldig materiaal voor het telen van planten: het houdt goed vocht vast, het heeft een goede structuur voor plantengroei en het vergaat niet snel. Over het gebruik van turf in potgrond is er evenwel de voorbije jaren heel wat commotie ontstaan. Het zou niet duurzaam zijn omdat het niet klimaatvriendelijk is en de biodiversiteit doet achteruit gaan. Maar wat is hier nu precies van aan?

In dit artikeltje bespreken we dat turf ontgonnen wordt in veengebieden, bespreken we de maatschappelijke waarde van deze veengebieden en wijden we uit over de gevolgen van grootschalige ontginning ervan voor het klimaat en de biodiversiteit.

Wat is turf?

Turf is gedroogd veen dat heel langzaam ontstaat in veengebieden. Veengebieden zijn gebieden die permanent onder water staan, en dus arm zijn aan zuurstof (= anaeroob). In zo’n zuurstofarme omgeving valt de afbraak van plantenmateriaal door micro-organismen (bacteriën en schimmels) grotendeels stil, en ontstaat er een zeer langzame ophoping van organisch materiaal. In organisch plantenmateriaal zit ongeveer voor de helft koolstof, en zo wordt ook koolstof vastgelegd.

Als dit proces heel erg lang kan doorgaan ontstaat laagje per laagje eerst veen (tot 60% C), dan na verloop van tijd bruinkool (70%C) en nog veel later steenkool (80%). Voor steenkool moeten we terug naar het geologische tijdperk het Carboon (zo’n 360 tot 300 miljoen jaar geleden), voor bruinkool naar het Mioceen (zo’n 23 tot 5 miljoen jaar geleden). In de meer recente lagen  van het Holoceen (10.000 jaar geleden) vinden we veen.

Chemische samenstelling van planten, veen/turf, bruinkool en steenkool. Naarmate het zogenaamde inkolingsproces verder vordert neemt het percentage koolstof toe. Samen met die inkoling wordt het pakket organisch materiaal ook steeds dunner. Een steenkoollaag van 1m dik was oorspronkelijk een veenlaag van meer dan 10 meter dik. Eigen figuur, data afkomstig van https://www.geologievannederland.nl/

Twee types veengebieden: hoogveen en laagveen

Stel je na de laatste ijstijd grootschalige moeraszones voor in Europa. Dit zijn laaggelegen gebieden waarin permanent grondwater staat en moerasplanten zoals riet en verschillende soorten zegges groeien. Elk jaar tijdens de winterperiode sterven deze planten af en zakken ze naar de bodem van het moeras. Dit dode plantmateriaal hoopt op met een snelheid van ongeveer 1mm per jaar (dat is 1m op duizend jaar, dus dit gaat extreem traag!). Zo ontstaat heel langzaam een dik pakket donkerbruin tot zwart organisch laagveen vol koolstof dat soms vele meters dik kan zijn. De diepste lagen ervan werden dus gevormd kort na de laatste ijstijd, zo’n tienduizend jaar geleden.

Wanneer dit laagveenpakket zo dik werd dat het boven de grondwaterstand uitkwam, kon er geen laagveen meer verder gevormd worden. De moerasvegetatie van riet en zegges stierf dan definitief af omdat het te droog werd. Een van de weinige plantensoorten die in deze heel specifieke voedselarme en zure omstandigheden wel konden overleven zijn veenmossen.

Veenmossen zijn kampioen in het vasthouden van regenwater. Dankzij deze unieke eigenschap kan zich ook veenvorming voordoen zelfs in gebieden waar het grondwater heel diep zit. Foto via Pixabay

Veenmos is een zeer speciaal plantje. Het vormt dikke kussens en is een kampioen in het vasthouden van regenwater. Het zorgt zo voor zeer natte omstandigheden, ook als er geen grondwater in de buurt is. Het heeft geen echte wortels, maar groeit gewoon steeds door terwijl de onderste delen afsterven. Die afgestorven veenmossen beginnen zo weer aan de vorming van een nieuwe veenlaag onder het levende veenmos, en dit bovenop het laagveen en boven de grondwatertafel. Dankzij de vochtopslag van regenwater in de veenmossen blijft het er permanent nat, waardoor laagje per laagje en traag maar gestaag nieuw veen wordt opgebouwd dat hoger gelegen ‘bulten’ in het landschap vormde. Dit is het zogenaamde hoogveen. Dit hoogveen kan ook ontstaan op andere plaatsen in het landschap dan waar zich al laagveen ontwikkelde. De omstandigheden moeten wel voedselarm en zuur zijn zodat veenmossen er zich thuis voelen.

Gebruik van turf nu en in het verleden

1. Turf als brandstof

Vanaf de Middeleeuwen groeide de bevolking enorm. Om al deze mensen te voeden werden bossen gekapt en omgezet naar landbouwgrond en was er nood aan een andere brandstof dan hout. Vanaf dan tot tijdens de tweede wereldoorlog werd veen dan ook op grote schaal ontgonnen om te gebruiken als brandstof. Ook in Vlaanderen en Nederland werd een groot deel van deze veengebieden tussen de 16e en de 19e eeuw ontgonnen om te verhandelen als turf voor brandstof. Veel van de vijvers in valleigebieden in het landschap zijn toen door ontginning van turf ontstaan.

Turf is echter niet echt een efficiënte en milieuvriendelijke brandstof. Het gloeit maar brandt niet echt, verspreid daardoor veel rook en fijn stof en weinig warmte en veroorzaakt het vrijstellen van CO2. Deze praktijken zijn in Vlaanderen en Nederland gestopt, maar gaan in veel landen (vb. in Oost-Europa) nog altijd door omdat de alternatieve brandstoffen vaak veel duurder zijn.

Ontwatering en ontginning van hoogveen over een grootschalige oppervlakte. Dit gaat gepaard met grootschalige droogtrekking en vernietiging van het oorspronkelijke natuurgebied

2. Ontwatering van veengebieden voor landbouw

Ook werden grote veengebieden ontwaterd om ze in gebruik te nemen als landbouwgrond. Dit veroorzaakt echter het inklinken van veen en eveneens het vrijstellen van CO2 (zie verder).

3. Turf voor potgrond

Vanaf de jaren 1950 werd veen in Vlaanderen en Nederland voornamelijk gebruikt als basis voor potgrond. Maar op dat moment waren de meeste veengebieden al ontgonnen voor gebruik als brandstof of werden ze ontwaterd voor de landbouwpraktijk. Precieze cijfers zijn niet gekend, maar er blijft wellicht minder dan 5% van de oorspronkelijke goed-functionerende veengebieden over in Vlaanderen, allemaal gelegen in natuurgebied.

Om aan de nodige turf te geraken moest en moet dus worden uitgeweken naar andere landen. In eerste instantie was dat Engeland en Ierland, maar daar worden de resterende veengebieden beschermd omwille van hun hoge biodiversiteitswaarde en hun belang voor het klimaat (zie verder). Het meeste turf wordt dan ook momenteel ontgonnen in grote natuurgebieden in de Baltische staten Estland, Letland en Litouwen, maar ook in Scandinavië en Rusland.

Vorige Volgende