Citeren als:
An De Schrijver & Jan Mertens (2022). Wat met die dekselse mol!? Website Biodivers Zorggroen HOGENT, www.biodiverszorggroen.be en www.biodiverszorggroen.nl
Geen dier zorgt voor zoveel ergernis bij de Vlaming als ‘de mol’. Ze maken molshopen die het strakke gazon ontsieren, of hebben het lef om in onze moestuin onze vers gezaaide slaplantjes te verstoren! Tàl van middeltjes zijn er op de markt om de mol te vangen (bijvoorbeeld mollenklemmen) of te verjagen (bijvoorbeeld trilstaven). De websites die deze spullen verkopen beweren dan ook dat ‘eenmaal de mol gevangen of verjaagd is je van het probleem verlost bent!’.
Maar beste mollenhater, binnen de kortste keren is de mol, of een ander exemplaar terug. Het is hopeloos om de mol te verjagen! In dit artikel vertellen we meer over het leven van de mol, en hoe dat compatibel kan zijn met dat van jou.
Deze tekst is voor een groot stuk gebaseerd op een gesprek van de radiomakers van Interne Keuken van Radio1 met Joeri Cortens van Natuurpunt – via deze link beluisterbaar.
Het ‘vangenstelsel’ van de mol
Mollen zijn territoriale dieren en maken een uitgebreid ondergronds gangenstelsel. In jouw tuin woont, afhankelijk uiteraard van de grootte, meestal maar 1 mol. Ze verdedigen hun gangenstelsel met man en macht. Dat gangenstelsel kan 50 meter lang zijn op plaatsen waar veel regenwormen zitten, bijvoorbeeld in vruchtbare leembodems, of tot 300 meter lang zijn in armere zandbodems met minder regenwormen. Die ondergrondse gangen zijn eigenlijk één groot ‘vangenstelsel’ voor regenwormen. In de bodem gravende regenwormen komen terecht in zo’n gang, en als ze niet snel maken dat ze wegkomen worden ze verorberd door meneer of mevrouw mol.
Gangen graven is een verschrikkelijk vermoeiend werkje. In vergelijking met gewoon wat rondwandelen in de gang vraagt het zo’n 400 tot 4000 keer meer energie, op respectievelijk zandbodems of leembodems. Om die energie te produceren heeft de mol minstens 50 gram regenwormen nodig per dag, en dat zijn heel veel wormen, ongeveer de helft van zijn eigen lichaamsgewicht! Wormen bevatten veel eiwitten en bestaan voor ongeveer 80% uit water. Een mol moet dus niet veel drinken. Regenwormen worden vaak ook in een soort voorraadkamer bewaard. Om te maken dat ze niet kunnen vluchten worden ze verlamd door een puntje van de neus af te bijten zodat ze niet meer in staat zijn om te graven. Die dekselse mol toch!
Verschillende etages
Het gangenstelsel bestaat meestal uit twee permanente verdiepingen. De bovenste verdieping bevindt zich zo’n 10 à 20 cm onder de grond. Daar leeft de mol tijdens de herfst en de winter. Hij eet er naast regenwormen ook allerlei insectenlarven zoals engerlingen (= larven van meikevers of junikevers) en emelten (= larven van langpootmug). Dus eigenlijk is hij wel een erg nuttig dier en een natuurlijke plaagbestrijder, want emelten staan bekend als ‘een plaag voor het gazon’.
Naast deze bovenverdieping heeft de mol nog een benedenetage op zo’n 1 m diepte die hij gebruikt tijdens het drogere zomerseizoen en wanneer het hard vriest. Dan zitten vooral regenwormen dieper in de bodem omdat het bovenaan te droog wordt. De mol verhuist dan naar ‘de kelder’.
Soms lijkt het alsof een mol als een ploeg doorheen je gazon is gegaan. Dat is meestal in de maanden januari tot maart , wanneer meneer mol bronstig is en op zoek gaat naar een vrouwtje. Dan maakt hij gangen die maar eenmalig gebruikt worden en bronstgangen genoemd worden. Die dekselse mol toch!
Weggegaan is plaats vergaan!
Tussen twee territoria van mollen zit meestal een gemeenschappelijke gang, waar mollen hun geursporen afzetten om duidelijk te signaleren ‘tot hier en niet verder!’. Van zodra er geen geursporen meer worden afgezet weet de andere mol dat de buurmol misschien wel het loodje gelegd heeft… en zal die proberen het gangenstelsel gedeeltelijk te veroveren wanneer zijn eigen territorium wat te krap blijkt te zijn. ‘Lege’ gangenstelsels worden meestal dus heel snel terug ingevuld door een nieuwe mol. Elk jaar zijn er ook nieuwe jongen, die moeten ook allemaal een plek vinden.
De reiger lust de mol wel!
Een mol heeft in principe weinig natuurlijke vijanden (de mens nu even niet meegerekend…). Door hun ondergronds bestaan vallen ze niet al te erg op, en lopen ze dus niet echt in the picture van eventuele vleeseters in de tuin. Maar reigers hebben wel een handig trucje om mollen te kunnen bemachtigen. Een mol is dan ook een grotere hap dan een spitsmuis of een bosmuis… Reigers gaan op de molshopen trappen waardoor de gang van de mol deels inzakt. Dan gaat hij gewoon wat staan wachten tot de mol de plaatselijke instorting komt restaureren. Meestal gebeurt dat binnen de drie uur, want zo lang heeft een mol blijkbaar gemiddeld nodig om zijn rondgang te maken door zijn gangenstelsel. En als hij dan de bodem naar buiten werkt slaat de reiger simpelweg toe – een maaltijd die het waard was om zo lang stil te staan!
Wat te doen met die dekselse mol?
Eigenlijk, en we horen sommigen al protesteren!, zou je blij moeten zijn met een mol in je tuin. Waar een mol zit, heb je een gezonde luchtige bodem met veel regenwormen. Mollen helpen je ook af van engerlingen en emelten. Zoals hierboven al geschreven – we moeten er ons bij neerleggen dat er altijd een mol in de tuin zal zitten. In de eerste maanden van het jaar zal je molshopen zien, maar de rest van het jaar zal maar sporadisch eens een molshoop verschijnen. Een mol in de tuin heeft al een bestaand gangenstelsel en zal enkel in het voorjaar de grote lenteschoonmaak willen doen. Dan worden wat ingezakte gangen gerestaureerd en af en toe wordt er een stukje gang bij gegraven.
Ons advies?
Leg je erbij neer. Het is hopeloos om een mol te vangen of te verjagen. Verjaag je hem of haar, dan komt er een nieuwe mol en is de kans groot dat er nieuwe en misschien wel grotere verbouwingswerken zullen gebeuren met meer molshopen tot gevolg (hoe zijn we zelf?)!
Een molshoop kan je gewoon wat openspreiden over je gras, of de luchtige aarde gebruiken om je bloempotten of je moestuinbakken mee te vullen. Als het gras terug goed begint te groeien duurt het maar een of twee weken en er is helemaal niets meer van te zien. Waarom zou je dan al die moeite doen om hem te verjagen.