Citeren als:

Stefanie Delarue, Leen Vanthuyne, Catherine De Vos, Herlinde Dael, Jan Mertens & An De Schrijver (2022). Ontwerpkwaliteiten van biodivers zorggroen: Optimaal toegankelijk ontwerp. Website Biodivers Zorggroen HOGENT, www.biodiverszorggroen.be en www.biodiverszorggroen.nl

Verschillende studies tonen aan dat geregeld vertoeven of bewegen in een groene omgeving positieve effecten heeft op gezondheid en welzijn. Om ervoor te zorgen dat zorgtuinen effectief het fysieke, mentale en/of sociale welzijn bevorderen is de optimale toegankelijkheid ervan dan ook een belangrijk aandachtspunt. Deze toegankelijkheid is onlosmakelijk verbonden met het veiligheidsaspect van een tuin: zie hiervoor ontwerpkwaliteit veilig. (link)

De hele leefgroep maakt gebruik van het houten vlonderpad. Ook Julien, die niet goed meer ziet, kan de randen volgen met zijn stok. We kunnen elkaar vlot passeren. - Marie-Rose, inwoner

Hoe zorg je ervoor dat zorgvragers makkelijk het groen in kunnen?

Streef naar optimale toegankelijkheid afgestemd op alle gebruikers

De aard van de activiteiten die in een zorgtuin plaatsvinden zal deels bepalend zijn voor de ontsluiting van die buitenruimte. Is de tuin vooral bedoeld voor zintuiglijke prikkeling en rustgeving, dan is het belangrijk dat bijvoorbeeld de bloemenweide of meer afgeschermde plekjes vlot en veilig bereikbaar zijn. Zo kan bijvoorbeeld de natuurwaarneming volop ondergedompeld in het groen beleefd worden. Maar de zichtbaarheid van de tuin vanuit het gebouw is ook belangrijk voor het ontwerp; van kijken naar groen is immers ook aangetoond dat het een positief effect heeft. Heeft de tuin vooral een activerende functie, maak dan bijvoorbeeld de fit-o-meters gemakkelijk toegankelijk of zorg dat de wandelpaden langs de bomen en borders begaanbaar en uitnodigend zijn.

De doelgroep zal uiteraard bepalend zijn voor de activiteiten, alsook wat overige aspecten van toegankelijkheid betreft. Door bijvoorbeeld te werken met rolstoeltoegankelijke paden en zitplekken, beperkte hellingen of verhoogde steunboordjes worden drempels weggewerkt voor minder mobiele zorgvragers. Het gaat hierbij zowel om toegankelijkheid van de verschillende plekjes binnenin de tuin, als de toegang naar de tuin en terug naar binnen. Het is belangrijk dat de zorgtuin nabij is, dat zorgvragers er zo goed mogelijk zelfstandig naar toe kunnen en hiervoor niet afhankelijk zijn van anderen, en ook makkelijk terug naar binnen kunnen. Sloten, deuren, trapjes, … dienen daarop afgestemd te zijn.
Sowieso dient men te overwegen wie men toegang wil geven tot de tuin. Zijn dat vooral de zorgvragers – en ook hun bezoekers – en zorgverleners, of wil men dat de tuin ook gebruikt wordt door bijvoorbeeld buurtbewoners of kinderen van het nabijgelegen schooltje of crèche? De toegankelijkheid van de zorgplek zal ook op die andere gebruikers moeten afgestemd worden.
Een belangrijke invalshoek hiervoor is wat universal design wordt genoemd. De realisatie van een toegankelijke leefomgeving vertrekt vanuit het ‘ontwerpen voor iedereen’ principe, waarbij integrale toegankelijkheid voorop staat. Het uitgangspunt van integrale toegankelijkheid is dat onze leefomgeving bereikbaar, betreedbaar en bruikbaar moet zijn voor iedereen en dit op een onafhankelijke (dus zonder hulp) en gelijkwaardige wijze. Zo kunnen we stellen dat weinig of geen trappen, hoogteverschillen, of hellende vlakken niet enkel voordelig is voor mensen die minder goed ter been zijn, maar bijvoorbeeld ook voor mensen met kleine kinderen.

Dagelijks buitenkomen is een belangrijk onderdeel van onze therapie. De bed-toegankelijke daktuin gebruiken we voor onze minst mobiele patiënten. De beplanting komt een paar keer op ooghoogte, zodat patiënten de bloemen kunnen aanraken en ruiken. - Anna, verpleegster

Zorg voor een logische opbouw van de paden

Een eerste start is alvast een goede aansluiting van de paden op de in- en uitgangen van de gebouwen en op andere belangrijke plekken, zoals de parking. Paden die hier duidelijk vertrekken en er ook terug aankomen en waarbij nergens de principes van integrale toegankelijkheid over het hoofd worden gezien.

Er kan – indien voldoende ruimte aanwezig is – ook een hiërarchie in de padenstructuur worden aangebracht. Je kan onderscheid maken tussen hoofdpaden en secundaire paden. De hoofdpaden kunnen toegankelijk zijn voor elke mogelijke gebruiker. Je zorgt daarbij voor minstens één aaneengesloten hoofdroute die comfortabel is voor de minst mobiele gebruikers en die ook die delen van de zorgtuin vlot en veilig bereikbaar maken die je toegankelijk wil maken. Zorg daarbij ook dat je deze aandachtspunten voor specifieke doelgroepen en doelen meeneemt:

  • Denk bij minder mobiele gebruikers of rolstoelgebruikers aan het vermijden van hellingen, de aard van de ondergrond, voldoende padbreedte en rolstoeltoegankelijke paden en ook voldoende rustplekken. Dit kan evenzeer ook andere gebruikers van de zorgtuin ten goede komen, zoals mensen met een kinderwagen.
  • Bij personen met visuele beperking kan dan weer gezorgd worden voor volgen van heldere structuren: plantenborders of hagen langs het pad, noppen, opstandjes aan de rand van het pad, duidelijke padkleur etc.
  • Je zorgt ook best voor een circulair pad of meerdere circulaire trajecten voor mensen met dementie, zodat zij vanzelf teruggeleid worden naar het vertrekpunt van het pad (bij voorkeur het gebouw).
  • Geuren of geluiden (bijvoorbeeld stromend water) kunnen dienen als wegwijzer en mensen leiden naar een bepaalde plek in de tuin of net om mogelijke gevaarlijke plekken te markeren.

Daarnaast kan je ook voor andere gebruikers van de biodiverse tuin voor secundaire paden – zoals ‘natuurpaden’ of ‘belevingspaden’ – zorgen die door een andere ondergrond of breedte of circulatie bijvoorbeeld meer uitdagend kunnen zijn of meer variatie bieden voor wie dat kan en wenst.

We kunnen via ons achtertuintje doorsteken naar het park. De route is heerlijk: met brede bochten en zonder onderbrekingen slingert het pad door het groen. Na één rondje slaapt de baby al. De wandeling heeft iets meditatiefs. - Hannah, nieuwe buurtbewoner

Denk goed na over het materiaalgebruik

Naast het voorzien van voldoende rustplekken langs het pad, kies je best voor gemakkelijk betreedbare verharding. Dat kan gegoten beton, straatstenen, tegels of hout zijn. Als algemene regel geldt: hoe kleiner de voegen, hoe hoger het comfort voor de gebruiker. Comfort en veiligheid is in een zorgtuin van hoofdbelang, maar de keuze van het verhardingsmateriaal moet zorgvuldig afgewogen worden met andere criteria. Ook waterdoorlaatbaarheid, sfeer, andere gebruikte materialen, budget en onderhoudsgemak spelen een rol.

Denk bij minder mobiele gebruikers of rolstoelgebruikers voor die rustplekken aan de opstel- of draairuimte voor één rolstoel naast de zitplek en lage muurtjes die gebruikt kunnen worden als zitje om zo dichtbij de bloemen, planten of waterelementen te kunnen zijn.

Een harmonieuze tuinruimte is het uiteindelijke streefbeeld. De verhardingen en andere infrastructuur die de tuin toegankelijk maken moeten qua vormgeving, materialen, locatie en afmetingen zorgvuldig ingepast in een totaalontwerp. Een uitgebalanceerde afweging tussen comfort en groen is de sleutel. En ook de afweging om naast een hoge mate van comfort ook voldoende prikkels en uitdagingen te bieden. Verschillende types ‘oncomfortabele’ ondergrond om over te bewegen kunnen net gewenst zijn in het kader van revalidatie.
Deze afwegingen zullen voor elke zorgtuin anders zijn. Een juiste inschatting van de noden van de doelgroep die de tuin het meest zal gebruiken is hier de basis.

Mijn gevoel voor oriëntatie is niet zo sterk. Ik hou van openheid en structuur. Vanuit de gebouwen kan je goed zien wat hier allemaal gebeurt. Toch is er voldoende beschutting om rustig te kunnen zitten. In deze tuin voel ik me best wel veilig. - Mohammed, huurder assistentiewoning

Bekijk hoe deze ontwerpkwaliteit tot uiting kan komen in de biodiverse zorggroenmodellen:

Vorige Volgende